Samenvatting Mens & Milieu Biologie voor Jou VMBO 4a
4.1
Mensen zijn van het milieu afhankelijk voor:
- Voedsel (via fotosynthese)
- Zuurstof (via fotosynthese)
- Water
- Energie
- Grondstoffen
- Recreatie
Milieuproblemen:
- Vervuiling (= stoffen toevoegen aan milieu)
- Uitputting (= teveel stoffen onttrekken aan milieu)
- Vervuiling + uitputting leiden tot aantasting van milieu
Bevolkingstoename en manier van leven zijn grootste oorzaken milieuproblemen
Biodiversiteit = variatie aan soorten in de natuur
4.2
3 soorten landbouw:
- Akkerbouw , veeteelt en landbouw
Opbrengt voedingsgewassen verhoog je door:
- Bemesting
- = Mineralen (voedingszouten) toevoegen aan bodem
- Met stalmest (in vaste of vloeibare vorm (= drijfmest, via mestinjectie in grond)
- Reducenten in bodem breken mest af in bodem tot mineralen
- Of kunstmest (bevat nitraat en fosfaat)
- Bodembewerking
- Bijv. meer lucht/zuurstof in bodem door ploegen en eggen
- Beschermen tegen ziektes en plagen
- Chemische bestrijdingsmiddelen = biociden = pesticiden
- Voordeel:
- Nadeel:
- meestal niet-selectief
- soorten kunnen resistent (= ongevoelig) worden voor middel
- middelen worden slecht biologisch afgebroken
- Komen terecht in vetweefsel van dieren, waar de gifstof kan ophopen = accumulatie
- Biologische bestrijding. 2 methodes:
- plaag bestrijden m.b.v. natuurlijke vijand
- Lokken van soorten met geuren en geluiden
Andere technieken in landbouw:
- In veeteelt gebruikt men krachtvoer: bevat veel energierijke stoffen en mineralen
- Ook opbrengst van gewassen/dieren vergroten door kunstmatige selectie: uit nakomelingen gebruikt boer voor verdere kruisingen alleen individuen met meest gunstige eigenschappen = veredeling
- Ook kan je erfelijke eigenschappen veranderen = genetische modificatie = maken van een transgeen organisme
- Kunstmatige inseminatie (= KI): sperma van dier met gunstige eigenschappen wordt in baarmoeder ingebracht
- In vitro fertilisatie = IVF: eicellen worden buiten het lichaam bevrucht door spermacellen
Bestudeer ook afbeelding 13 t/m 15 + 18
4.3
Akkerbouwbedrijven:
- Vaak monoculturen = op een grote akker wordt slechts 1 soort gewas verbouwd
- Voordeel: makkelijk machines gebruiken voor grote opbrengst, dus snel en makkelijk
- Nadeel:
- meer kans op plagen, dus meer chemische bestrijdingsmiddelen nodig
- uitputting van bodem, dus meer bemesten
Veeteeltbedrijven:
- Bio-industrie = intensieve veehouderij
- Voordelen: effectief gebruik van ruimte dus veel dieren houden mogelijk
- Nadelen: dierenwelzijn, mestoverschot, uitstoot broeikasgassen
Tuinbouw:
- Op open grond (= buiten)
- In kassen = glastuinbouw
- Nadelen:
- verbruik van veel energie (voor warmte en extra licht)
- Veel bestrijdingsmiddelen
Biologische landbouw:
- = landbouw waarbij rekening gehouden wordt met het milieu en welzijn van de dieren
- Monoculturen worden vermeden, maar boer doet aan vruchtwisseling
- Minder kans op plagen door jaarlijkse wisseling gewassen
- Hierdoor geen gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen > onbespoten
- Bij biologische veeteelt > dieren mogen scharrelen
4.4
Fossiele brandstoffen
- brandstoffen ontstaan uit resten van dode planten en dieren
- bijv. aardolie, steenkool en aardgas
- energie komt oorspronkelijk uit de zon (via de fotosynthese)
- Nadelen:
- CO2 die bij verbranding vrijkomt veroorzaakt opwarming aarde
- Luchtverontreiniging door afvalstoffen bij verbranding (o.a. smog)
- Smog = soort mist die sterk vervuild is door rook en uitlaatgassen
- Verzuring: bepaalde gassen verzuren het milieu > komen terecht in bodem en oppervlaktewater > zieke planten
- Uitputting van fossiele brandstoffen
Kernenergie
- Splitsen van atoomkernen (uranium) > levert energie in vorm van warmte
- Voordeel:
- Geen luchtverontreiniging en geen CO2 uitstoot
- Nadeel:
- Radioactief afval (en vrijkomende straling bij ongeluk)
Duurzame energie
- Zijn energiebronnen die niet opraken en geen milieuvervuiling veroorzaken (en dus geen CO2-uitstoot)
- Zonne-energie
- Wind-energie (nadeel: horizonvervuiling)
- Waterkracht (o.a. stuwdammen en getijdenenergie)
- Biomassa
- Energierijke stoffen uit organisch afvalmateriaal
- Komt wel CO2 vrij, maar is door planten tijdens hun groei al opgenomen uit de lucht (dus “CO2-neutraal”)
- Biobrandstoffen = men kweekt speciaal planten om brandstof mee te maken
- Nadeel: minder landbouwgrond over voor voedsel
4.5
Dampkring = atmosfeer = luchtlaag rondom de aarde
- Gassen in dampkring laten deel zonnestraling door naar aarde, rest wordt weerkaatst
- Op aarde deel zonnestraling omgezet in warmte. Aarde straalt deze ook weer uit. Dampkring houdt deel van deze warmte uitstraling weer tegen = broeikaseffect
- Broeikaseffect zorgt voor leefbare temperatuur op aarde!
Broeikasgassen: waterdamp, koolstofdioxide en methaan (aardgas)
Door menselijk handelen nemen bepaalde broeikasgassen sterkt toe in de atmosfeer, hierdoor ontstaat een versterkt broeikaseffect. Dit kan leiden tot
- Klimaatverandering
- Stijging zeespiegel
- Warmer water zet uit
- Smelten polen en gletsjers
- Meer droogte (grotere woestijnen)
- Minder landbouwgronden blijven mogelijk over
- Soorten verplaatsen of verdwijnen > voedselketens worden verstoord
- Door hitte meer sterfgevallen, of komen bepaalde ziektes vaker voor (ziekte van Lyme via teek)
Luchtvervuiling ook door fijnstof = onzichtbaar kleine stofdeeltjes
Verzuring bodem en lucht door:
- Stikstofoxiden (vooral door verkeersuitstoot)
- Zwaveldioxide (vooral door industrie)
- Ammoniak (uit mest)
Gevolgen verzuring:
- Wortelharen planten beschadigen: mindere opname water en voedingsstoffen > minder fotosynthese en vatbaarder voor ziekteverwekkers.
- O.a. naaldbomen verliezen naalden
Bestudeer ook afbeelding 56 en 58
4.6
Oppervlaktewater = water in rivieren, kanalen, zee en meren
Organisch afval in water wordt afgebroken door reducenten, waarbij o.a. CO2 en mineralen vrijkomen, die planten weer gebruiken voor de groei = zelfreinigend vermogen van water
Gevolg overbemesting:
- Mineralen in oppervlaktewater = vermesting > ontstaat voedselrijk water
- Sterke algengroei > roofvissen zien prooi niet > o.a. brasem neemt sterk toe in aantal > aantal watervlooien nemen sterk af > nog meer algengroei > massale algensterfte > meer reducenten > zuurstofgehalte daalt > veel waterdieren sterven > nog meer reducenten > uiteindelijk levenloos water
Stappen in rioolwaterzuivering:
- Rooster: filtert grof afval in rioolwater
- Voorbezinktank: afval zakt naar bodem
- Beluchtingstank: bevat reducenten die organisch afval afbreken = biologische zuivering
- Nabezinktank: laatste afval deeltjes bezinken langzaam (= rioolslib)
Bestudeer ook afbeelding 79
4.7
Bodemsanering = het schoonmaken van vervuilde grond
Ontbossing leidt vaak tot erosie > bovenste vruchtbare humuslaag spoelt weg van bodem
Door daling van grondwaterstand > verdroging
Huishoudelijk afval:
- Huisvuil
- O.a. Gft-afval (groente fruit en tuinafval)
- Grofvuil
Afvalverwerking:
- Recycling = afvalproducten worden als grondstoffen voor nieuw product gebruikt
- Composteren = gft-afval wordt afgebroken door reducenten > ontstaat soort mest met veel voedingsstoffen bij (= compost)
- Verbranden > levert warmte op voor opwekking elektriciteit
- Storten
- Speciale behandeling van kca = klein chemisch afval
4.8 maatregelen voor milieu bescherming
|