Index biologiepaginaindex vmbo 3 en 4

zintuigen waarnemen biologie voor jou vmbo 3

 
info biologiepagina uitleg biologie oefenen biologie bestanden biologie computer pc les biologie

 

Samenvatting Biologie voor Jou VMBO 3B Waarnemen

7.1

Zintuig = orgaan dat reageert op prikkels uit de omgeving

Prikkel = invloed uit de omgeving van een organisme

Alle zintuigen samen = zintuigenstelsel

In een zintuig zitten zintuigcellen > maken impulsen (= elektrisch signaaltje) > impuls wordt doorgegeven aan zenuw > ruggenmerg en/of hersenen

Drempelwaarde = kleinste prikkelsterkte die nog een impuls veroorzaakt in een zintuig

Adequate prikkel = soort prikkel waar een zintuigcel speciaal gevoelig voor is (lage drempelwaarde voor heeft)

Gewenning = als een prikkel enige tijd aanhoudt, ontstaan er in de zintuigcellen minder impulsen

Zintuig > impuls via zenuw > ruggenmerg en/of hersenen > impuls via zenuw > spier of klier reageert

7.2

In je huid:

  • Warmtezintuigen
  • Koudezintuigen
  • Drukzintuigen
  • Tastzintuigen (reageren op lichte aanraking) > liggen in tastknopjes bij elkaar
  • (Pijnpunten = uiteindes van bepaalde zenuwen die pijp waarnemen)

Neusholte bevat neusslijmvlies > houdt neusholte vochtig en bevat reukzintuig (“reukharen”)

Op tong liggen smaakknopjes met smaakzintuigcellen > 4 smaken: zoet, zuur, zout en bitter

Proeven = samenwerking reuk (neus) en smaak (tong)

Bekijk ook afbeelding 4 t/m 6

7.3 Oog
Traanklier > maakt traanvocht aan tegen uitdroging en vuildeeltjes

Traanbuis > voert vocht en vuil af naar je neusholte

Iris          = regenboogvlies = gekleurde gedeelte van oog; bevat spiertjes waarmee het regelt hoeveel ligt er door de pupil valt

Pupil      = opening in je iris waar het licht door gaat

Harde oogvlies = buitenste beschermlaag van je oog (oogwit)

Hoornvlies    = voorste gedeelte van harde oogvlies; doorzichtige gedeelte voor de iris

Vaatvlies     = laag met bloedvaatjes (voeren zuurstof en voedingsstoffen aan)

Netvlies      = laag met lichtgevoelige zintuigcellen die de lichtprikkels opvangt. Prikkels worden hier omgezet in impulsen
        Bevat kegeltjes (kleur) en staafjes (licht-donker)

Oogzenuw     = vervoert impulsen van het netvlies naar de hersenen

Gele vlek      = plaats op het netvlies recht achter de pupil, waarmee je het beste kunt zien

Blinde vlek     = plaats waar de oogzenuw aan de oogbol vastzit. Op deze plek ontbreekt een stuk netvlies

Lens         = Zorgt door lichtbreking voor een scherp beeld op het netvlies

Straalvormig lichaam      = spieren rond de lens, zodat je scherp kunt zien doordat deze spieren de lens boller kunnen maken

Glasachtig lichaam    = Doorzichtige gel waarmee de oogbol gevuld is

Oogspieren        = zes spieren per oog om de oogbol te bewegen

Leer ook afbeelding 8 en 10

 

7.4

Op het netvlies is het beeld verkleind en omgedraaid

Pupilreflex         = regelt de grootte van de pupil en dus de hoeveelheid licht die door de pupil valt > beschermt tegen overbelichting

Twee soorten spieren in iris die pupilreflex regelen:

  • Kringspieren > maken pupil kleiner bij samentrekken
  • Straalsgewijs lopende spieren > pupil wordt groter bij samentrekken

Lens van mens is elastisch en kan van vorm veranderen m.b.v. 2 spieren:

  • Kringspieren = straalvormig lichaam
    • Bij samentrekken wordt de lens boller
  • Lensbandjes
    • Bij samentrekken wordt de lens platter

Veraf kijken:

  • Ogen in rusttoestand, lens is plat
  • Lensbandjes gespannen
  • Straalvormig lichaam ontspannen

Dichtbij kijken:

  • Lens moet accommoderen, oftewel bol worden
  • Lensbandjes ontspannen
  • Straalvormig lichaam gespannen
  • Bij oude mensen wil lens vaak minder goed bol worden > leesbril nodig

Staar = vertroebeling van ooglens

Leer ook afbeelding 12 t/m 18

7.5

Netvlies zet lichtprikkels om in impulsen en bestaat uit 2 lagen

  • Laag van zenuwcellen
    • Geleiden impulsen van zintuigcellen naar oogzenuw
  • Laag van zintuigcellen
    • Kegeltjes:
      • kleuren zien
      • hoge prikkeldrempel
      • vooral in gele vlek (goed scherp mee zien)
    • Staafjes:
      • contrasten zien in zwart/grijs/wit
      • lage prikkeldrempel
      • verspreid over netvlies, behalve in gele en blinde vlek

Kleurenblind = een of enkele type kegeltjes werken niet goed

Leer ook afbeelding 20

7.6

Geluid = luchttrillingen (golven)

  • snel trillen = korte golflengte = hoog geluid
  • langzaam trillen = lange golflengte = laag geluid

Aantal trillingen per seconde = Hertz
De sterkte/volume van geluid meet je in decibels

Oor bestaat uit:
Gehoorzintuig + evenwichtszintuig

Oorschelp

vangt trillingen op

Gehoorgang     

holte voor het trommelvlies

Oorsmeerkliertjes

maken oorsmeer om trommelvlies soepel te houden

Trommelvlies   

vangt trillingen op en geeft ze door aan de gehoorbeentjes

Trommelholte 

holte achter het trommelvlies waar de gehoorbeentjes liggen

Gehoorbeentjes

trillingen gaan achtereenvolgens via hamer – aambeeld – stijgbeugel

Venster              

vlies in slakkenhuis waar stijgbeugel tegen aan trilt

Slakkenhuis      

bevat de zintuigcellen die trillingen omzetten in impulsen, doordat  vloeistof in slakkenhuis is gaan bewegen door de trillingen

Gehoorzenuw 

geven de impulsen van het slakkenhuis door aan de hersenen

Gehoorbeschadiging > haartjes van zintuigcellen in slakkenhuis raken beschadigd
Buis van Eustachius:

  • loopt tussen trommelholte en keelholte
  • regelt de luchtdruk in je trommelholte (en de druk op het trommelvlies)

Leer ook afbeelding 24, 27 t/m 29

Download / print hier de samenvatting als pdf-bestand