Index biologiepaginaindex vwo 5 biologie

zenuwstelsel nectar vwo 5 biologie

 
info biologiepagina uitleg biologie oefenen biologie bestanden biologie computer pc les biologie

 

animaal zenuwstelsel
regelt vooral je bewuste reacties
astrocyten
type gliacel; stervormige cellen met lange sterk vertakte uitlopers. Regelen uitwisselen van stoffen tussen neuronen en bloed door de bloedvaten bij actieve neuronen zich te laten verwijden
autonoom zenuwstelsel
(vegatatieve) zenuwstelsel dat de zogenaamde autonome functies regelt. Autonome functies vinden onafhankelijk van wilsinvloeden plaats
axon
uitloper van een zenuwcel die impulsen van het cellichaam af geleiden (= neuriet)
bewegingszenuwcellen
geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar spieren en klieren
bloed-hersenbarriere
scheidt de bloedsomloop af van het buiten de cellen gelegen extracellulaire vocht van de hersenen. Het strekt zich langs alle haarvaten van het centrale zenuwstelsel uit en bestaat uit tight junctions, (verbindingen tussen de celmembranen van naast elkaar gelegen cellen) die de haarvaten omgeven en die elders in de bloedsomloop niet gevonden worden. Endotheelcellen beletten op deze wijze het doordringen in de hersenvloeistof van microscopisch kleine deeltjes (zoals bacteriën) en van grote in water oplosbare moleculen
cel van Schwann
cel die de myelineschede, mergschede, om een zenuwceluitloper vormen
centraal zenuwstelsel
de grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg
dendriet
uitlopers van een zenuwcel die impulsen naar het cellichaam toe geleiden
drempelwaarde
minimale sterkte van een prikkel die effect heeft, de prikkeldrempel
effector
spier of klier
ependymcellen
type gliacel; dit type zijn dekweefselcellen
excitatie
stimulering van een zenuwcel
gevoelszenuwcellen
geleiden impulsen van zintuigcellen naar het centrale zenuwstelsel
gliacellen
zijn cellen die in het zenuwstelsel voorkomen en de neuronen verzorgen. De verhouding gliacellen/zenuwcellen is ongeveer 10:1. In tegenstelling tot de neuronen zijn gliacellen wel in staat zich te delen
grijze stof
gedeelte in het centrale zenuwstelsel(hersenen en ruggenmerg) waar zich de cellichamen van zenuwcellen bevinden. Grijze stof geeft het weefsel een grijze kleur
hersenbalk
verbindt de twee hersenhelften met elkaar
hersenstam
gedeelte van de hersenen, gelegen tussen grote hersenen en ruggenmerg. De hersenstam bevat centra voor het autonome zenuwstelsel, is de verbinding tussen hersenen en ruggenmerg. De reflexen van hoofd en hals lopen via de hersenstam.
hypofyse
hypofyse of hersenaanhangsel is een hormoonklier onder aan de hersenen, die in verbinding staat met de hypothalamus en o.a. stimulerende hormonen afscheidt. Stimulerende hormonen stimuleren de werking van andere hormoonklieren.
hypothalamus
gedeelte van de tussenhersenen. De hypothalamus staat in verbinding met de hypofyse en regelt door de afscheiding van neurohormonen de werking van de hypofyse
impuls
impuls of actiepotentiaal is een voortbewegende omkering van de elektrische lading langs het membraan van een zenuwcel(uitloper)
impulsfrequentie
het aantal impulsen per tijdseenheid die door een zenuwcel wordt voortgeleid
impulssterkte
de grootte van de verandering in elektrische lading van het celmembraan
inhibitie
remming van een zenuwcel door een andere zenuwcel. De remming hangt samen met de werking van neurotransmitters die de overdracht van een actiepotentiaal via de synaps (de verbinding tussen twee zenuwcellen) be•nvloeden.
innervatie
het voorzien van een orgaan met zenuwen
kleine hersenen
deel van hersenen dat bewegingen coordineert en het evenwicht handhaaft
merg
het centraal gelegen deel van een orgaan, bijv. niermerg, merg van de stengel
middenhersenen
deel van hersenstam; bevat het beloningscentrum
motorisch eindplaatje
het contactpunt van een uitloper van een motorische zenuwcel met een spiervezel
myelineschede
isolerende laag om uitlopers van zenuwcellen
natrium-kaliumpomp
Eiwit dat mbv energie natriumionen de cel uit en kaliumionen de cel in transporteert
neuron
zenuwcel
neurotransmitters
stof die door zenuwcellen in de synapsspleet wordt afgescheiden en de potentiaal van het postsynaptische membraan beïnvloeden. Neurotransmitters worden bij het presynaptische membraan afgescheiden als daar impulsen aankomen.
oligodendrocyten
type gliacel
orthosympatisch zenuwstelsel
ook wel sympatisch genoemd; deel van het autonome zenuwstelsel, dat de organen zodanig beïnvloedt dat het lichaam arbeid kan verrichten. Orthosympathicus is antagonistisch (=tegenovergestelde) aan de parasympathicus.
parasympatisch zenuwstelsel
het deel van het autonome stelsel dat het lichaam in rust brengt
perifere zenuwstelsel
de zenuwen buiten het centrale zenuwstelsel
pons
deel van hersenstam; verbindt grote en kleine hersenen en is een tussenhalte tussen je evenwichtsorgaan en de kleine hersenen
prikkel
invloed uit het milieu op een organisme
receptoren
een cel die gespecialiseerd is in het opnemen van specifieke prikkels en opwekken van impulsen onder invloed van de prikkels. De term receptor wordt ook wel gebruikt in de zin van receptoreiwit of receptormolecuul.
reflex
eenvoudige type van gedrag waarbij een bepaalde prikkel vrijwel zonder vertraging een bepaalde reactie teweegbrengt. Dus een snelle vaste onbewuste reactie op een prikkel, bewustwording kan later volgen.
reflexboog
de weg die impulsen bij een reflex afleggen. Een reflexboog bestaat uit een receptor, een sensorisch neuron, een deel van het centrale zenuwstelsel, motorische neuronen, en effectoren.
refractaire periode
periode waarin een zenuwcel niet of minder goed in staat is een nieuwe impuls voort te geleiden
repolarisatie
ontlading en herlading van de cellen
ruggenmerg
deel van het centrale zenuwstelsel dat zich binnen de wervelkolom bevindt
rustpotentiaal
het verschil in lading tussen de binnen- en buitenzijde van het celmembraan van zenuwcellen als ze geen impulsen voortgeleiden
saltatoire impulsgeleiding
sprongsgewijze impulsgeleiding
schakelcel
zenuwcel die geheel binnen het centrale zenuwstelsel ligt. Dit neuron geleidt impulsen van de ene zenuwcel naar de andere zenuwcel
schors
weefsel dat aan de buitenzijde van een orgaan ligt, bijv. nierschors of hersenschors
spinale ganglia
ruggenmergszenuwknopen; deze verdikking is veroorzaakt door een opeenhoping van cellichamen van gevoelszenuwcellen
summatie
het bij elkaar optellen van depolarisaties van meerdere axonuiteindes
synaps
spleet tussen het uiteinde van een axon en een doelwitcel, waar impulsen worden doorgegeven
thalamus
deel van de hersenstam dat in verbinding staat met de grote hersenen
verlengde merg
verbindt de hersnen met het ruggenmerg
witte stof
weefsel aan de buitenkant van het ruggenmerg en de binnenkant van de grote hersenen. In de witte stof liggen veel gemyeleiniseerde zenuwvezels
zenuw
bundel met uitlopers van zenuwcellen, omgeven door een laag bindweefsel