Index biologiepaginaindex biologie klas 2 en 3

eten nectar biologie

 
info biologiepagina uitleg biologie oefenen biologie bestanden biologie computer pc les biologie

 

Samenvatting Nectar Thema 7 Gezond Eten Klas 2/3

7.1
Eetgewoonte                    = wat je gewend bent te eten, hoe je eet en wanneer je dat doet
Voedingsmiddelen         = alles wat je eet of drinkt
Voedingsstoffen             = bruikbare bestandsdelen van voedingsmiddelen
Voedingsvezels                = alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel, die de spieren in je darmen activeren

3 functies voedingsstoffen:

  • Bouwstoffen: voor groei, ontwikkeling en herstel van cellen
  • Energierijke stoffen = Brandstoffen: energie leveren
  • Beschermende stoffen: tegen ziektes

Eiwitten

Bouwstof

Koolhydraten

Brandstof

Vetten

Brandstof + bouwstof

Water

Bouwstof (rol bij vervoer stoffen in je lijf)

Mineralen (zouten)

Bouwstof (bijv. kalk in bot) of beschermende stof

Vitamines

Beschermende stof

Schijf van 5:

1

Groente en fruit

Vitamine C en voedingsvezels

2

Brood, aardappelen, rijst en pasta

Zetmeel (koolhydraat), plantaardige eiwitten, vitamines, mineralen en voedingsvezels

3

Zuivel, ei, vlees en vis

Eiwitten, vitamines en mineralen

4

Olie en vetten

Vetten en vitamines

5

Vocht

Water

7.2
Koolhydraten zijn suikers en zetmeel
Energie wordt uitgedrukt in kilojoule (kJ) of in kilocalorie (kcal)
1 kcal = 4,2 kJ

Energiebehoefte hangt af van:

  • Activiteit (meer activiteit = meer verbruik energie)
  • Leeftijd (volwassenen meer dan kinderen)
  • Geslacht (man meer dan vrouw)

BMI = Body Mass Index

Vet:

  • Is een energierijke stof en een bouwstof
  • Vet wordt opgeslagen onder je huid en rond organen
  • Beschermt organen en tegen de kou

Cholesterol :     

  • vetachtige stof die je lichaam gebruikt om nieuwe cellen te maken
  • Maak je lever zelf of krijgt via voeding binnen

Teveel cholesterol > ophoping in bloedvaten > bloed stroomt minder goed > hart moet harder pompen > verhoogde bloeddruk
Ophoping in kransslagaders > hartinfarct (= deel van de hartspier krijgt te weinig zuurstof en voedingsstoffen)
Kransslagaders = aftakkingen van de aorta die het hart voorzien van bloed met zuurstof en voedingsstoffen

Cariës = tandbederf = gaatje in tand of kies

  • Ontstaat doordat bacteriën suiker in je mond omzetten in zuur
  • Zuur tast glazuur aan en vervolgens het tandbeen
  • Fluoride in tandpasta versterkt het tandglazuur

7.3
De 4 bouwstoffen zijn: water, eiwitten, vetten en mineralen

  • Vet is bouwstof van het celmembraan
  • Calcium/kalk is bouwstof voor botcellen
  • Fosfor is bouwstof voor bot en tandglazuur
  • Ijzer is bouwstof voor rode bloedcellen (anders bloedarmoede)

Eiwit = keten van aminozuren
Functies eiwitten:

  • Opbouw van cellen/weefsels
  • Organen op de plaats houden = structuureiwitten (bijv. collageen)
  • Transport van stoffen in het bloed en in cellen (bijv. hemoglobine in bloed voor O2)
  • Regeling van processen (o.a. bij afweer en vertering)

ADH = aanbevolen dagelijkse hoeveelheid
Te weinig vitamine/mineralen leidt tot gebrekziektes:

  • Te weinig Vitamine A > nachtblindheid
  • Te weinig Vitamine D > Engelse ziekte (= zachte en kromme botten)

Anorexia nervosa           = ‘lijnziekte’, extreem willen afvallen door verkeerd beeld eigen lijf
Boulimia nervosa             = stoornis met vreetaanvallen. Na aanval moet eten er dwangmatig uit door sporten of braken

7.4
Schimmels en bacteriën veroorzaken voedselbederf
Voedselbederf kan leiden tot > voedselinfectie (buikpijn, braken, diarree)
Schimmels bestaan uit schimmeldraden, met daarop kleine bolletjes met sporen voor de voortplanting

Bacterie:

  • Eencellig
  • Vermeerderen d.m.v. celdeling (generatietijd = tijd die bacterie nodig heeft om te delen)

Deling bacterie bestaat uit 4 fases:

  • Lagfase:                              de aanpassingsfase
  • Groeifase:                          celdelingen
  • Stationaire fase:              zowel celdeling als stervende bacteriën > aantal blijft gelijk
  • Afstervingsfase:              te veel gifstoffen waardoor bacteriën weer doodgaan

Conserveren = voedselbederf voorkomen of vertragen,  bijv:

  • Voedsel verhitten
    • Steriliseren = heel hoge temperatuur > alle schimmels en bacteriën dood
    • Pasteuriseren = iets lagere temperatuur  > sommige bacteriën overleven  > minder lang houdbaar
  • Koelen/vriezen
  • Conserveermiddelen toevoegen zoals zout, suiker of azijn
  • Vacuüm (luchtdicht) > geen zuurstof
  • Voedsel drogen

Additieven = toegevoegde stoffen (E-nummers), zoals kleur/geur/smaakstoffen, conserveermiddelen, emulgatoren (laten water en vet goed mengen), anti-oxidanten en stabilisatoren

7.5
3 type ziekteverwekkers:

  • Bacterie
    • Veel bacteriën maken toxinen = gifstoffen
  • Schimmels
    • Veel schimmels maken ook toxinen = gifstoffen
  • Parasieten = organisme die alleen kan overleven in of op ander organisme (de gastheer)

Schadelijke stoffen in milieu:

  • Zware metalen (o.a. nierschade en schade zenuwstelsel)
  • Dioxine en PCB’s (ontstaan bij verbranding van stoffen met chloor er in, zelfs kankerverwekkend)

Resten van bestrijdingsmiddelen en medicijnen in milieu

  • Ophoping in productieketen

Dosis = hoeveelheid van een stof
Toxische stof = giftige stof
No-effect-level = hoeveelheid v.d. stof waaraan organismen langdurig blootgesteld kunnen worden zonder dat er schade op treedt
ADI = aanbevolen dagelijkse inname = hoeveelheid stof per kilogram lichaamsgewicht die je elke dag mag binnen krijgen zonder ziek te worden
Risico = gevaar x blootstelling

Download of print hier de samenvatting als pdf-bestand