Index biologiepaginaindex havo 4

havo 4 voortplanting biologie

 
info biologiepagina uitleg biologie oefenen biologie bestanden biologie computer pc les biologie

Adolescentie periode waarin de mens geestelijk volwassen wordt
AIDS Acquired Immuno Deficiency Syndrome; naam voor de latere stadia van een HIV-infectie, waarbij het aantal witte bloedcellen verminderd is en er veel secundaire infecties voorkomen
Anticonceptie methode om zwangerschap te voorkomen
Bevruchting het versmelten van de kern van een eicel met de kern van een zaadcel
Bevruchtingsmembraan membraan dat de eicel afsluit nadat deze bevrucht is door 1 zaadcel. Hierdoor kunnen andere zaadcellen niet meer binnen komen
Celcyclus opeenvolging van fasen in een zich delende cel. De celcyclus bestaat uit de mitose en de interfase. In de interfase zijn te onderscheiden de G1-, S- en G2-fase
Centromeer deel van een chromosoom, waar de twee zusterchromatiden aan elkaar verbonden zijn. Bij de kerndeling hecht aan het centromeer de spoeldraad vast
Centrosoom in dierlijke cellen ligt net buiten de kernenvelop het centrosoom (spoellichaampje), dat zich bij de kerndeling verdubbelt, waarna elk centrosoom zich langzaam naar één kant van de kern beweegt. Geleidelijk ontwikkelt zich in de buurt van elk van de centrosomen een structuur van draden, het spoelfiguur
Chlamydia seksueel overdraagbare aandoening; bacterie-infectie
Chromatide Eén van de twee helften van een chromosoom, die bij het centromeer aan elkaar verbonden zijn. In de vroegste stadia van de celdeling zijn de chromatiden als overlangse helften van een chromosoom te zien
Chromosoom structuur, die in lineaire volgorde genen bevat. Chromosomen bestaan uit DNA en eiwitten en zijn te zien tijdens mitose en meiose
Diploïd (=2n) Twee chromosomensets per kern (cel). Elk stel chromosomen komt van één ouder. Chromosomen komen dus voor in paren.
DNA-synthese replicatie van DNA; verdubbeling van het DNA tijdens de S-fase van de interfase
Embryo kiem; 1. Jong plantje binnen een zaad 2. Ontwikkelingstadium van een dier binnen een ei of in de baarmoede.
Foetus foetus of ouder embryo, bij een foetus zijn de organen al aangelegd. Zo noem je het embryo na 8 weken
Follikel blaasje met een eicel in de eierstok, dat tijdens de ontwikkeling van een eicel groter wordt en uiteindelijk open barst
FSH follikelstimulerend hormoon, hormoon dat door de hypofyse wordt afgescheiden en in de eierstokken o.a. de follikelrijping stimuleert
G1-fase periode tussen de mitose en DNA-synthese, waarin plasmagroei plaatsvindt
G2-fase periode tussen de S-fase en de mitose
Gameten geslachtscellen (eicellen en zaadcellen)
Gele lichaam onderdeel van een eierstok, dat gevormd wordt uit de follikel na eisprong en zorgt voor progesteronproductie 
Geslachtelijke voortplanting reproductie waarbij twee ouderlijke individuen betrokken zijn
Geslachtshormonen stoffen die via het bloed de werking van de voortplantingsorganen regelen
Gonorroe seksueel overdraagbare aandoening; bacterie-infectie; ook wel druiper genoemd
Haploïd met een enkel (n) stel chromosomen per kern. Geslachtscellen(gameten) zijn voorbeelden van haploide cellen 
HCG Humaan Chorion Gonadotropine Hormoon, een hormoon dat door het kiemblaasje (blastocyste) gevormd wordt en dezelfde werking heeft als LH. Onder invloed van HCG wordt de productie van oestrogeen en progesteron voortgeze
Herpes (genitalis) een seksueel overdraagbare aandoening (soa). De oorzaak is een virus. Bij een besmetting komen er blaasjes op de huid en slijmvliezen van de penis, de vagina en de anus
HIV Human Immunodeficiency Virus, virus dat de ziekte aids veroorzaakt
Hormonen chemische stoffen die door hormoonklieren aan het bloed worden afgegeven en processen in het lichaam regelen
Hypofyse hypofyse of hersenaanhangsel is een hormoonklier onder aan de hersenen, die in verbinding staat met de hypothalamus en o.a. stimulerende hormonen afscheidt. Stimulerende hormonen stimuleren de werking van andere hormoonklieren
Hypothalamus gedeelte van de tussenhersenen. De hypothalamus staat in verbinding met de hypofyse en regelt door de afscheiding van neurohormonen de werking van de hypofyse
Indaling stadium van de bevalling, waarbij het hoofdje van de foetus in de bekkenholte komt te liggen
Interfase de fase tussen twee celdelingen in
IVF In vitro fertilisatie; bevruchting vindt buiten het lichaam plaats ("reageerbuisbevruchting")
Karyogram een chromosomenportret
Kernmembraan buitenste laag van het kernplasma
Klievingsdelingen celdelingen waarbij geen celgroei optreedt. 
Kunstmatige inseminatie (KI) kunstmatig inbrengen van sperma in het vrouwelijk voortplantingsstelsel
LH LH of Luteïniserend Hormoon is een hormoon, dat afgescheiden wordt door de voorkwab van de hypofyse en invloed heeft op de interstitiele cellen in de testes en de follikel in een eierstok
M-fase M-fase of mitose is de fase waarin de kerndeling plaatsvindt. De M-fase bestaat uit profase, metafase, anafase en telofase
Meiose meiose of reductiedeling is een combinatie van opeenvolgende kerndelingen, waardoor haploïde kernen ontstaan uit een diploïde kern. Meiose omvat meiose I en meiose II
Mentruatie periodieke (maandelijkse) baarmoederbloeding bij de meeste primaten
Mutaties verandering in het DNA van een organisme
Nageboorte de placenta, navelstrengresten en de vruchtvliezen verlaten het lichaam van de moeder
Navelstreng streng die het embryo van zoogdieren verbindt met de placenta. De navelstreng bevat twee slagaders en een ader
Negatieve terugkoppeling een stof remt zijn eigen aanmaak
Oestrogeen door de eierstok afgescheiden hormoon, dat ontwikkeling van de geslachtsorganen, de vrouwelijke geslachtskenmerken en de groei van het baarmoederslijmvlies stimuleert en tevens de afscheiding van FSH door de hypofyse remt
Ongeslachtelijke voortplanting reproductie waarbij 1 ouderlijk individu betrokken is
Ontsluiting stadium van de bevalling, waarbij de baarmoedermond wijder wordt en de vruchtvliezen breken
Ovarium eierstok
Ovulatie eisprong; het openbarsten van een follikel waardoor een eicel vrijkomt
Periodieke onthouding geen geslachtsgemeenschap tijdens de vruchtbare periode
Placenta placenta of Moederkoek is een orgaan dat is ontstaan uit de buitenkant van het embryoblaasje en het baarmoederslijmvlies, dat zorgt voor uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en dat van het kind
Plasmagroei toename van de hoeveelheid cytoplasma van een cel
Primaire geslachtskenmerken kenmerken die vanaf de geboorte al aanwezig zijn, zoals de penis en vagina
Progesteron hormoon geproduceerd door het gele lichaam in een eierstok of door de placenta.
Prostaat deel van het mannelijk voortplantingsstelsel waar bij de mens de zaadleiders en urineleider in uitkomen. De prostaat voegt vocht met voedingsstoffen aan de zaadcellen
Puberteit periode waarin het lichaam volwassen wordt
Recombinatie het ontstaan van nieuwe combinaties van allelen/genen. Recombinatie kan het gevolg zijn van de toevalsverdeling van beide homologe chromosomen bij de meiose over de haploïde cellen. Recombinatie kan ook het gevolg zijn van crossing-over
S-fase periode waarin DNA-synthese plaatsvindt
Secundaire geslachtskenmerken kenmerken die pas tijdens de puberteit ontstaan
Seksualiteit menselijke gevoelens en handelingen die een rol spelen bij lust en opwinding
Soa seksueel overdraagbare aandoening, een infectieziekte
Spoelfiguur structuur van trekdraden en steundraden vanuit tegenover elkaar liggende delen van de cel (de polen) naar de centromeren van de chromosomen. Deze spoelfiguur ontstaat tijdens de kerndeling
Stamcellen 1. Cel in het rode beenmerg waaruit zich rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes ontwikkelen, 2) (Embryonale) cel, waaruit zich weefsels ontwikelen
Sterilisatie het onderbreken van de zaadleiders bij de man of eileiders bij de vrouw
Syfilis seksueel overdraagbare aandoening met zweertjes aan slijmvliezen en verlammingen en aantastingen van hersenen in een vergevorderd stadium
Territorium gebied dat door een of meer individuen van een soort wordt bezet en tegen binnendringende soortgenoten wordt verdedigd
Testis zaadbal
Testosteron mannelijk geslachtshormoon, die de mannelijke secundaire geslachtskenmerken veroorzaakt
Vruchtvlies vlies om het embryo (de foetus)
Vruchtwater vocht om een embryo (foetus); beschermt o.a. teggen stoten en uitdroging
Wee samentrekking van de spieren in de baarmoeder
Zaadblaasje orgaantje dat aan de zaadcellen een vocht toevoegt de zaadcellen actief maakt
Zygote bevruchte eicel, die ontstaat door versmelting van twee gameten