Index biologiepaginaindex havo 4

cellen biologie voor jou havo 4

 
info biologiepagina uitleg biologie oefenen biologie bestanden biologie computer pc les biologie

Begrippenlijst "Cellen Nectar Havo 4"

aminozuur
organische stoffen met carboxyl- en aminogroepen. Ongeveer 20 aminozuren spelen een rol als grondstof voor de synthese van eiwitten
amyloplasten
zetmeelkorrels
basenparing
de stikstofbasen van de beide nucleotidenketens zijn twee aan twee met elkaar verbonden. (A met T, en C met G)
biotechnologie
verzamelnaam van alle technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten te vervaardigen voor de mens
celcyclus
opeenvolging van fasen in een zich delende cel. De celcyclus bestaat uit de mitose en de interfase. In de interfase zijn te onderscheiden de G1-, S- en G2-fase
celmembraan
dun vlies rondom cel bestaande uit twee lagen fosfolipiden
celwand
stevige laag om de cel bestaande uit cellulose, geen onderdeel van de cel
centromeer
deel van een chromosoom, waar de twee zusterchromatiden aan elkaar verbonden zijn. Bij de kerndeling hecht aan het centromeer de spoeldraad vast
chemotherapie
chemische stof welke heeft tot doel de  kankercellen te doden
chloroplasten
bladgroenkorrels, hierin vindt fotosynthese plaats
chromatide
Eén van de twee helften van een chromosoom, die bij het centromeer aan elkaar verbonden zijn. In de vroegste stadia van de celdeling zijn de chromatiden als overlangse helften van een chromosoom te zien
chromoplasten
kleurstofkorrels in planten
chromosoom
structuur, die in lineaire volgorde genen bevat. Chromosomen bestaan uit DNA en eiwitten en zijn te zien tijdens mitose en meiose
cytoplasma
stroperige vloeistof in de cel die bestaat uit water met allerlei opgeloste stoffen en organellen
cytosine
een stikstofbase
desoxyribose
een suiker met 5 C-atomen per molecuul, bestanddeel van DNA
eiwitsynthese
proces, waarbij uit aminozuren polypeptiden (eiwitten) worden gemaakt. Dit gebeurt aan de ribosomen met behulp van mRNA
endoplasmatisch reticulum
ingewikkeld netwerk van dubbele membranen in de cel, dienend als transportkanalen
eukaryoot
met een celkern
flagel
een zweepstaartje
fosfolipide
bouwsteen van het celmembraan, bevat een hydrofobe staart en hydrofiele kop
G1-fase
periode tussen de mitose en DNA-synthese, waarin plasmagroei plaatsvindt
G2-fase
periode tussen de S-fase en de mitose
gen
een gedeelte van het chromosoom met gecodeerde informatie voor een erfelijke eigenschap. Een gen bevat de informatie voor een polypeptide (eiwit), dat gewoonlijk een essentiele rol speelt bij het tot stand komen van het fenotype.
genetische modificatie
veranderen van het DNA van een bepaald organisme, bijv. het overbrengen van DNA van het ene organisme naar het andere. 
golgi-systeem
organel waarin o.a. eiwitten worden opgeslagen en uiteindelijk vorm gegeven / opeenstapeling van platte blaasjes, elk omgeven door een membraan
grondplasma
cytoplasma zonder organellen.
guanine
een stikstofbase
guanine
een stikstofbase
interfase
de fase tussen twee celdelingen in
kernmembraan
buitenste laag van het kernplasma
kernporie
opening in het kernmembraan
leukoplasten
kleurloze korrels in planten, die zich nog kunnen ontwikkelen tot chromoplasten, chloroplasten of zetmeelkorrels
lysosomen
blaasjes die door het golgisysteem worden gevormd en verteringsenzymen bevatten
M-fase
M-fase of mitose is de fase waarin de kerndeling plaatsvindt. De M-fase bestaat uit profase, metafase, anafase en telofase
mitochondrium
organel waarin verbranding plaats vindt (vrij maken van energie)
mitose
kerndeling waardoor twee kernen ontstaan die hetzelfde genotype hebben als de oorspronkelijke kern
mutatie
verandering in de volgorde van het DNA of RNA
nonsense-DNA
het junk-DNA. De naam voor stukken DNA in het genoom die geen bekende functie hebben. Ongeveer 95 % van het menselijk genoom wordt beschouwd als "junk-DNA"
orgaan
deel van een organisme met een of meerdere functies
orgaanstelsel
groep van samenwerkende organen
organel
deel van een cel met een bepaalde functie
organisme
levend wezen
plastiden
korrels in plantencellen (chloroplasten, chromoplasten en leukoplasten)
prokaryoot
organismen waarvan de cel(len) geen kernmembraan bevat(ten), zoals bacteriën
receptor-eiwit
eiwit (aan het celmembraan) die door de ruimtelijke molecuulstructuur bepaalde stoffen, bijvoorbeeld hormonen bindt. Hierdoor bezit de cel een bepaalde gevoeligheid voor die stoffen.
replicatie
het verdubbelen van een DNA molecuul
ribosomen
bolletjes in de cel die eiwitten maken (liggen op het ER of in het cytoplasma)
RNA
ribonucleïnezuur, nucleïnezuur dat ribose als sacharide en de basen uracil, adenine, guanine en cytosine bevat. RNA bestaat uit een enkele streng nucleotiden en wordt afgelezen door ribosomen om eiwitten te vormen
S-fase
periode waarin DNA-synthese plaatsvindt
spoelfiguur
structuur van trekdraden en steundraden vanuit tegenover elkaar liggende delen van de cel (de polen) naar de centromeren van de chromosomen. Deze spoelfiguur ontstaat tijdens de kerndeling
stamcellen
1. Cel in het rode beenmerg waaruit zich rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes ontwikkelen, 2) (Embryonale) cel, waaruit zich weefsels ontwikelen
startcodon
codon (AUG) waarmee het af te lezen deel van het mRNA-molecuul begint
stikstofbase
een van de vijf basen in DNA of RNA, Thymine, Adenine, Cytosine, Guanine en Uracil.
stopcodon
codon of triplet in mRNA dat niet codeert voor een aminozuur, maar het einde aangeeft van de eiwitsynthese. 
thymine
een stikstofbase
tumor
kwaadaardig gezwel
uracil
een stikstofbase
vacuole
blaasje gevuld met vocht in de cel, o.a. voor stevigheid
weefsel
groep cellen met dezelfde vorm en functie