additieven |
toegevoegde stoffen |
|
ADI |
aanvaardbare dagelijkse inname, zonder dat je gezondheid gevaar loopt |
|
aminozuur |
organische stoffen met carboxyl- en aminogroepen. Ongeveer 20 aminozuren spelen een rol als grondstof voor de synthese (vorming) van eiwitten |
|
amylase |
enzym om zetmeel af te breken |
|
appendix |
het wormvormig aanhangsel van de blinde darm |
|
bilirubine |
gele kleurstof die ontstaat bij de afbraak van dode rode bloedcellen in je milt en lever |
|
brandstof |
stoffen die energie kunnen leveren |
|
darmflora |
de bacterien in de dikke darm |
|
darmplooien |
de darmwand van de dunne darm is geplooid. Deze darmplooien zorgen voor een enorme oppervlaktevergroting. Op de plooien bevinden zich talrijke uitstulpingen, de darmvlokke |
|
darmsap |
sap dat enzymen bevat die de vertering van eiwitten en koolhydraten voltooien |
|
darmvlokken |
zijn de vlokkige aanhangsels in de darmen (vooral in de dunne darm) die het oppervlakte vergroten en microvilli op de cellen bevatten |
|
dipeptide |
stof waarvan elk molecuul bestaat uit twee aminozuureenheden. Een dipeptide onstaat uit twee aminozuren door condensatie. |
|
eiwit |
proteïne of eiwit is een stof waarvan elk molecuul is opgebouwd uit veel aminozuur-eenheden |
|
emulgeren |
van grote vetdruppels kleine vetdruppeltjes maken |
|
enzymen |
biokatalysator. Organische stof die stofwisselingsprocessen versnelt zonder zelf verbruikt te worden |
|
gal |
afscheidingsproduct van de lever, dat een mengsel is van o.a. galzure zouten. Deze galzouten emulgeren vetten en bevorderen de vertering van vetten. |
|
galgang |
vervoert gal van de galbuis naar de twaalfvingerige darm |
|
glycogeen |
een polysacharide van glucose, die opgeslagen kan worden in lever en spieren |
|
koolhydraat |
zijn voedingsstoffen ("suikerketens") die door het lichaam als brandstof worden gebruikt |
|
lactose |
melksuiker |
|
lever |
orgaan in de buikholte dat bij vele processen betrokken is o.a. vertering, stofwisseling, bloedvorming en afbraak en uitscheiding |
|
lipase |
enzym van de alvleesklier dat vetten splitst tot glycerol en drie vetzuren |
|
lipiden |
vetten |
|
lymfevat |
onderdeel van het lymfestelsel; deze vaten vervoeren vooral vocht en witte bloedcellen |
|
maagportier |
de kringspier tussen de maag en de twaalfvingerige darm. De maagportier werkt o.i.v. de pH in de twaalfvingerige darm. De maagportier laat een klein beetje van de voedselbrij door naar de twaalfvingerige darm. |
|
maltase |
enzym dat maltose afbreekt tot twee moleculen glucose |
|
maltose |
een disacharide |
|
microvilli |
zijn microscopische uitstulpingen van het celmembraan die het oppervlak van cellen drastisch vergroten. Microvilli zijn te vinden in de dunne darm |
|
monosacharide |
suikers met één ringstructuur in het molecuul, veelal met vijf of zes C-atomen, zoals glucose, fructose en ribose. Uit monosachariden worden di- en polysachariden opgebouwd. |
|
optimumtemperatuur |
temperatuur waarbij een enzym de hoogste hoeveelheid substraat omzet |
|
pancreas |
alvleesklier |
|
pepsine (peptase) |
enzym afgegeven door de maag om eiwitten af te breken tot kleinere polypetiden |
|
pepsinogeen |
inactief pro-enzym, welke onder invloed van zoutzuur geactiveerd kan worden tot pepsine |
|
peptidase |
enzym dat polypetiden afbreekt tot losse peptiden (aminozuren) |
|
peristaltiek |
golvende afwisselende samentrekking van lengte- en kringspieren van de darm en andere holle organen |
|
polypeptide |
aminozuurketen |
|
poortader |
bloedvat dat loopt van de dunne darm naar de lever |
|
prebiotica |
stoffen die de groei van nuttige bacterien in de darm stimuleren |
|
proteïnen |
eiwitten |
|
resorptie |
opname van stoffen uit de darmwand |
|
substraat |
stof die door een enzym wordt omgezet |
|
vet |
organische stof waarvan elk molecuul ontstaat door het binden van een glycerolmolecuul en drie vetzuurmoleculen. |
|
voedingsvezels |
verzamelnaam voor stoffen in plantaardig voedsel, die niet door menselijke enzymen kunnen worden afgebroken, bestaande uit de celwanden. |
|
weefselvocht |
het vocht buiten de cellen en buiten de haarvaten |
|
zetmeel |
polysacharide, ontstaan door aaneenkoppelen van glucose, is een reservestof voor energie. |