![]() ![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Begrippenlijst "Transport Havo 5"
Actief transport | transport waarvoor energie nodig is |
Ader | Bloedvat, die het bloed terugvoert naar het hart |
Adrenaline | Hormoon dat door het bijniermerg wordt afgescheiden. Adrenaline wordt ook door zenuwvezels van het sympathische zenuwstelsel afgescheiden |
Anemie | Bloedarmoede ; hemoglobine bevat te weinig ijzer |
Aorta | Grootste slagader van de linkerkamer richting de organen |
Artherosclerose | Een gecompliceerd en langzaam voortschrijdende ziekte waarbij vetachtige stoffen in de wand van slagaders worden afgezet |
Bastvaten | transportkanalen in de bast, vooral bedoeld om suikers te vervoeren die gevormd zijn in het blad |
Bloeddruk | Druk die het bloed uitoefent op de wand van een bloedvat. |
Bloedplaatjes | Deelen (zonder kern) van uiteengevallen cellen die een rol spelen bij de bloedstolling. Worden gemaakt in het rode beenmerg. |
Bloedplasma | Water met opgeloste stoffen en plasma-eiwitten |
Bloedserum | Bloedplasma zonder fibrinogeen |
Boezem | Afdeling van het hart, die het bloed in een hartkamer stuwt |
Borstbuis | Een belangrijk verzamelkanaal van het lymfevaatstelsel. Het is het grootste lymfevat in het menselijk lichaam |
Bovendruk | De bovendruk wordt gemeten als het hart samenknijpt. Dan is de druk het hoogst |
Bovenste holle ader | Een groot bloedvat dat bloed vanuit de armen en het hoofd afvoert richting het hart |
Capillaire werking | opstijging van een vloeistof (meestal water) in nauwe kanalen door onderlinge aantrekking van moleculen. In de bodem heeft dit stijging van het grondwater tot gevolg. In planten gaat het water in de houtvaten door capillaire werking omhoog. |
Diastole | Ontspanning van de hartspier. Er is een diastole van de boezems en een diastole van de kamers |
Dubbele bloedsomloop | Per omloop stroomt het bloed tweemaal door het hart |
ECG | ElectrCardioGram, de grafische weergave van de potentiaalverschillen in het hart. Een ECG geeft een beeld van de impulsvorming en geleiding in de wand van het hart |
Enkelvoudige bloedsomloop | Bij sommige dieren stroomt het bloed per omloop slechts eenmaal door het hart |
EPO | Erytropoetine ; hormoon dat de aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg regelt |
Erytrocyt | Rode bloedcel |
Fagocytose | Insluiten van ziekteverwekkers door een witte bloedcel |
Fibrine | Onoplosbaar eiwit dat vezels vormt bij de stolling van het bloed. Fibrine ontstaat uit fibrinogeen |
Fibrinogeen | Plasma-eiwit dat rol speelt bij bloedstolling |
Fysiologische zoutoplossing | Oplossing met 0,9% NaCl; heeft zelfde osmotische waarde als bloed |
Grote bloedsomloop | De route van hart - organen (behalve longen) - hart |
Haarvat | Allerkleinste bloedvaatje in de organen. De wand van de haarvaten is uitermate dun zodat uitwisseling van stoffen tussen bloed en weefsel kan optreden |
Halvemaanvormige kleppen | Slagaderkleppen, gelegen tussen de kamer en aort of longslagader; voorkomen terug stromen van bloed in kamer |
Hartkleppen | Kleppen tussen boezem en kamer ; voorkomen terugstromen van bloed naar de boezem |
Hartpauze | Tijdens de hartpauze stromen de boezems en kamers vol met bloed |
Hartruis | Een geluid dat ontstaat als de bloedstroom weerstand ondervindt. Er ontstaan golfjes of wervelingen, die de arts met de stethoscoop hoort als extra geluid naast de normale harttonen |
Hemofilie | Bloederziekte, waarbij bloed niet goed kan stollen |
Hemoglobine | Eiwit in rode bloedcellen dat rode kleur geeft en zuurstof kan binden |
Houtvaten | transportkanaal voor water en zouten, soms ook voor organische stoffen. Bij het ontstaan van houtvaten worden de wanden tussen in elkaars verlengde liggende cellen opgeruimd, waarna de cellen sterven |
Huidmondjes | openingen in de opperhuid van planten, bestaande uit twee sluitcellen rond een regelbare spleet. De huidmondjes dienen voor de gaswisseling. |
ICD | Een inwendige defibrillator voor mensen met een gevaarlijke, onvoorspelbare hartritmestoornis. De ICD geeft een schok om het normale hartritme te herstellen en voorkomt zo een hartstilstand |
Intern milieu | Ruimten in het lichaam die niet op de buitenwereld zijn aangesloten. Het bloed, weefselvocht en de cellen behoren tot het inwendige milieu |
Kamer | Afdeling van het hart, die het bloed in een slagader stuwt |
Kleine bloedsomloop | De route van hart - longen - hart |
Kransaders | Bloedvaten liggend op het hart die zuurstofarm bloed afvoeren van de hartspier |
Kransslagaders | Bloedvaten liggend op het hart die zuurstofrijk bloed aan de hartspier geven |
Leukemie | Bloedkanker, waarbij een persoon teveel witte bloedcellen aanmaakt |
Leukocyten | Witte bloedcellen |
Lymfe | Vloeistof die zich in de lymfevaten bevindt. Lymfe ontstaat doordat weefselvocht in de lymfevaten stroomt |
Lymfeknopen | Lymfeknoop (lymfeklier) is een orgaantje in het lymfestelsel. In lymfeknopen worden antistoffen geproduceerd, ziekteverwekkers gefagocyteerd en celresten opgeruimd. Ook worden er lymfocyten gevormd. Elke lymfeknoop heeft een afvoerend lymfevat. |
Lymfocyten | Bepaald type witte bloedcellen. Lymfocyten hebben een grote kern. Er zijn diverse soorten lymfocyten. |
Oedeem | Ophoping van weefselvloeistof in een weefsel |
Onderdruk | Als het hart zich ontspant, is de bloeddruk het laagst in een bloedvat. Dit heet de onderdruk |
Pacemaker | Groep gespecialiseerde cellen in de wand van de rechterboezem, van waaruit impulsen naar de wand van de boezem geleid wordt met als gevolg dat de systole van de boezems optreedt. |
Poortader | Bloedvat die loopt van de dunne darm naar de lever |
Rode beenmerg | Weefsel in de beenderen van gewervelden. Er bestaat rood en wit(geel) beenmerg. Uit het rode onwtikkelen zich bloedcellen |
Rode bloedcel | Cel in het bloed, die hemoglobine bevat, voor transport van zuurstof en koolstofdioxide |
Sinusknoop | Groep gespecialiseerde cellen in de wand van de rechterboezem, van waaruit impulsen naar de wand van de boezem geleid wordt met als gevolg dat de systole van de boezems optreedt. |
Slagader | Bloedvat waardoor het bloed van het hart wegstroomt. De bloeddruk in de slagaders is hoog, de wanden zijn dik, stevig en elastisch |
Slagvolume | Hoeveelheid bloed die met een hartslag in de aorta gepompt wordt |
Sluitcel | opvallend gevormde epidermiscel om een regelbare opening in de epidermis. De opening en sluitcellen vormen samen het huidmondje. |
Stamcellen | Cel in het rode beenmerg waaruit zich rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes ontwikkelen |
Stollingsfactoren | Stoffen die betrokken zijn bij de bloedstolling, bijv. calciumionen en vitamine K |
Systole | Samentrekken van hartspierweefsel. Er is een systole van de boezems en een systole van de kamers |
Trombocyten | Bloedplaatjes |
Trombose | Inwendig optredende bloedstolling, waardoor een bloedvat verstopt kan raken |
Vaatbundel | verzameling houtvaten en bastvaten en ander weefsel in kruidachtige stengels en bladeren |
Weefselvloeistof | Het vocht buiten de cellen en buiten de haarvaten |
Witte bloedcellen | Cel in het bloed die betrokken is bij afweerreacties (Leukocyt). Er bestaan veel typen van witte bloedcellen o.a. granulocyten, fagocyten en lymfocyten |
Worteldruk | druk in de houtvaten als gevolg van osmose door actief zouttransport door de endodermiscellen vanuit de wortelschors naar de houtvaten. |