Welke van de onderstaande levensverschijnselen hebben te maken met het opnemen en/of afgeven van stoffen aan de omgeving?
Welke van de onderstaande levensverschijnselen hebben te maken met het feit dat organismen REAGEREN op hun omgeving?
Horen, zien, ruiken en voelen horen bij het levensverschijnsel......
Welk levensverschijnsel heeft te maken met het afgeven van stoffen aan de omgeving?
Het drinken van water valt onder het levensverschijnsel .........
Welke van de onderstaande levensverschijnselen kan een plant vertonen?
Sommige planten maken sappen zoals nectar en hars. Deze kunnen ze vervolgens afgeven aan de omgeving. Hoe heet dit levensverschijnsel?
Een plant, zoals de zonnebloem, groeit naar het licht doordat de plant kan reageren op lichtprikkels. Dit is een voorbeeld van het levensverschijnsel .........
Welk levensverschijnsel heeft te maken met het verschijnsel dat veel dieren meerdere keren per jaar jongen kunnen krijgen?
Welke levensverschijnselen worden besproken in onderstaand stukje tekst?
De jachtluipaard jaagt over het algemeen overdag (vroeg in de morgen, vroeg in de avond). Meestal houden ze door flink rond te kijken eerst de omgeving in de gaten vanaf een verhoogde plek als een rotspartij, een omgevallen boom of een termietenheuvel. De jachtluipaard jaagt voornamelijk op kleine en middelgrote antilopen. De jachtluipaard besluipt de antilope met zijn kop naar beneden tot hij ongeveer 30-10 m in de buurt van zijn prooi is, waarna hij het met een korte, zeer snelle sprint probeert te vangen. Nadat het jachtluipaard zijn snelle ademhaling weer rustig heeft gekregen kan hij tot 14 kg per maaltijd opeten. Een groepje van vier cheeta's kan in een kwartier een gehele impala opeten.
Elk jaar maakt een loofboom een nieuwe jaarring aan en wordt de stam van de boom dikker. Voor het dikker worden van de boom is het belangrijk dat een boom voldoende water kan opnemen en genoeg van het gas koolstofdioxide kan opnemen via de huidmondjes in de bladeren. Als in de hersft de dagen te kort worden, laten loofbomen hun blaadjes afsterven en op de grond vallen. Bomen reageren dus o.a. op de beschikbare hoeveelheid licht.
Welke levensverschijnselen worden besproken in dit stukje tekst?