Bijen reageren op de geur van suikerwater door hun opgerolde tong uit te steken. Onderzoekers in de Verenigde Staten hebben bijen blootgesteld aan de geur van bepaalde explosieven en ze tegelijk suikerwater gegeven. Na enkele uren hadden de bijen geleerd hun tong uit te steken als ze de explosieven roken, ook als ze geen suikerwater kregen. Zulke getrainde bijen hoopt men in de toekomst te kunnen gebruiken om bijvoorbeeld bommen op te sporen.
Hoe wordt de beschreven vorm van leren genoemd?
conditionering
inprenting
trial and error
Na het uitkomen van de eieren leren de jonge eendjes dat de kip hun ‘moeder’ is.
Hoe wordt deze vorm van leren genoemd?
conditionering
gewenning
inprenten
trial and error
Baris doet een experiment met een muis in een doolhof. De muis heeft een dag niet gegeten en wordt voor de ingang van de doolhof gezet. Middenin ligt een voedselbrokje. De muis loopt de doolhof in en doet er tien minuten over om het voedselbrokje te vinden. Baris voorspelt, dat de muis de juiste weg naar het voedsel zal leren, als hij vaker door de doolhof loopt. Gedurende enkele uren zet hij de muis om het kwartier bij de ingang. Hij noteert steeds de tijd die de muis nodig heeft om een voedselbrokje te vinden. De resultaten zet hij uit in een diagram.
Na enkele uren loopt de muis niet meer de doolhof in, als hij bij de ingang wordt gezet. Noem de inwendige prikkel die dan ontbreekt om de doolhof in te gaan.
De koekoek is een vogel die in Nederland voorkomt. Een ‘vreemde vogel’ kun je wel zeggen. Zo heeft de koekoek een voorkeur voor harige rupsen die door bijna geen andere vogelsoort worden gegeten. Ook maakt de koekoek nooit zelf een nest, maar legt het vrouwtje de eieren in de nesten van een andere vogelsoort. Er wordt één ei per nest gelegd. Het uitbroeden en voeren van de jonge koekoek wordt aan de ‘pleegouders’ overgelaten. Als de jonge koekoek gevoerd wordt, komen de echte ouders af en toe kijken. Als het jong het nest verlaat, geven ze het vliegles, en daar houdt hun zorg mee op.
Is het leggen van een ei in het nest van een andere vogelsoort erfelijk gedrag of is het aangeleerd gedrag?
Erfelijk
Aangeleerd: inprenting
Aangeleerd: imitatie
Aangeleerd: conditionering
Een koekoeksjong probeert direct na het uitkomen uit zijn ei alle andere eieren uit het nest te duwen. Als dat niet lukt, moet het koekoeksjong het nest soms delen met een andere vogel. Toch krijgt het koekoeksjong het meeste voedsel, doordat het een veel grotere oranje-rode bek heeft dan het andere vogeltje. Deze kleur van de bek is een uitwendige prikkel voor de ouder om te voeren.
Hoe wordt zo’n extra sterke sleutelprikkel genoemd?
In een dierentuin leven vijf witte neushoorns samen in een groep, één mannetje en vier vrouwtjes. Een onderzoeker noteert regelmatig hoe vaak de dieren dreiggedrag vertonen tegen elkaar, zoals brullen, duwen en stoten met de hoorn. Uit de resultaten trekt hij conclusies over een rangorde binnen de groep. In een schema geeft hij die rangorde weer:
Geef de naam van de neushoorn die het laagst in de rangorde staat.
Maxime en Zolikha doen een onderzoek naar het gedrag van chinchilla’s in een dierentuin. Ze lezen eerst de informatie die ze gekregen hebben.
Chinchilla’s behoren tot de familie van de knaagdieren. Ze leefden oorspronkelijk in Zuid-Amerika op de rotsachtige hellingen van de Andes tot aan de kust. Ze zijn daar grotendeels uitgeroeid als gevolg van de handel in hun pelzen. Chinchilla’s leven in de natuur in groepen. Ze krijgen jaarlijks twee tot drie keer jongen. Ze hebben hun schuilplaatsen in grotten en rotskloven. De kleine voorpoten worden onder andere gebruikt om voedsel vast te pakken. In de dierentuin worden ze gevoerd met hooi, tarwe, maïs, haver en groenvoer.
Daarna noteren Maxime en Zolikha welke gedragingen te zien zijn bij de verschillende chinchilla’s en bedenken daar een afkorting voor (zie tabel 1).
Noem twee gedragselementen uit tabel 1 die behoren tot sociaal gedrag.
Maxime en Zolikha kiezen één bepaalde chinchilla uit en noteren vijf minuten lang, elke vijf seconden, welk gedrag dit dier vertoont. Hun resultaten staan in tabel 2.
Hoe wordt tabel 2 genoemd?
In de tabel van informatie 4 staan de namen van zes kippen. Welke van deze kippen heeft de hoogste slaapplaats in het kippenhok?
Aaltje
Bea
Cootje
Dirkje
Eva
Froukje
Op een internetsite (www.nshd.nl) is de bijgevoegde informatie te vinden.
Twee soorten gedrag zijn: baltsgedrag en territoriumgedrag. Tot welk soort gedrag behoort het kwaken van de kikkers zoals in de tekst beschreven wordt?
alleen tot baltsgedrag
alleen tot territoriumgedrag
zowel tot baltsgedrag als tot territoriumgedrag
In februari nemen mannetjes-aalscholvers bij het zien van vrouwtjes bepaalde houdingen aan (zie de afbeelding).
Hoe wordt het gedrag in de afbeelding genoemd?
Spreeuwenjongen die pas uit het ei gekomen zijn, hebben hun ogen nog dicht. Wanneer een ouder op het nest landt, sperren ze onmiddellijk hun bek open.
Wat is de uitwendige prikkel voor dit gedrag van de spreeuwenjongen?
honger
het bewegen van het nest
het ruiken van een worm
het zien van hun ouder
Mannetjespanda’s gaan soms op hun voorpoten staan om te plassen, zodat de urine met geurstoffen op een hoge plek terechtkomt. Ze brengen zo een geurvlag aan (zie de afbeelding).
Hoe wordt een gebied genoemd dat met zulke geurvlaggen wordt aangegeven?
Is een groot namaak-ei buiten het nest een supranormale prikkel voor het inrol-gedrag? En is een normaal ei buiten het nest een supranormale prikkel voor het inrol-gedrag?
alleen een groot namaak-ei buiten het nest
alleen een normaal ei buiten het nest
zowel een groot namaak-ei als een no rmaal ei buiten het nest
Geluiden, geuren en kleuren kunnen prikkels zijn die bij dieren leiden tot bepaald gedrag.
Welke van deze prikkels kunnen een rol spelen bij het voortplantingsgedrag van dieren?
alleen geluiden en geuren
alleen geluiden en kleuren
alleen geuren en kleuren
zowel geluiden, als geuren en kleuren
Naar aanleiding van het diagram worden twee uitspraken gedaan. Vink aan welke uitspraken juist zijn.
Elk varken heeft in zijn snuit een zogenaamde wroetschijf. Met deze schijf, die veel zintuigen bevat, onderzoekt het dier in een natuurlijke omgeving de grond. Hij zoekt naar voedsel, maar in een hok met een roostervloer valt niet veel te onderzoeken. Een varken begint dan bij een soortgenoot te wroeten en te knabbelen. Het knabbelen gaat over in bijten in de staart. Proeft een varken eenmaal bloed, dan ontstaat jachtgedrag dat typisch is voor varkens, want varkens eten ook vlees. Een aangevreten varken wordt nagejaagd en nog verder aangevreten.
Tot welk soort gedrag behoort het wroeten?
tot territoriumgedrag
tot verzorgingsgedrag
tot fourageergedrag
tot voortplantingsgedrag
Wat is de inwendige prikkel voor de pinguïn-dans?
Wat is de sleutelprikkel voor de gastouders om het koekoeksjong te voeren?
de rode binnenkant van de bek
het zien van de jongen
de honger van het jong
de aanwezigheid van een insect
In een groep kippen is een bepaalde rangorde. Deze rangorde, de zogenaamde pikorde, bepalen de kippen door elkaar te pikken. De meest gepikte kip staat onderaan in de pikorde. Aan de hand van een ethogram wordt van vijf kippen de pikorde bepaald. Het resultaat is hieronder weergegeven. Een pijl wijst naar de kip die door een ander wordt gepikt.
Bepaal met behulp van de afbeelding de pikorde van de kippen.
Welke kip staat bovenaan in de pikorde?
A
B
C
D
E
Mieren dragen dode mieren de mierenhoop uit en brengen de dode mieren naar een afvalhoop. Wanneer een levende mier wordt ingesmeerd met resten van dode mieren, dragen andere mieren dit diertje steeds weer onder verzet van het slachtoffer naar de afvalhoop tot het smeerseltje er helemaal vanaf is.
Welke van de volgende antwoorden biedt de beste verklaring voor dit gedrag?
Mieren kunnen alleen leren door operante conditionering
Het smeersel zet een uitstotingsreactie in gang
De mieren krijgen na verloop van tijd allemaal wat van het smeersel op hun eigen lijf
De mieren gaan door met dit gedrag tot er gewenning optreedt
Het smeerseltje is een sleutelprikkel voor een aangeboren gedragsketen
Welke van de onderstaande gedragingen is aangeboren?
Een stekelbaars valt een houten blokje met een rode onderkant aan
Een hamster komt elke avond op dezelfde tijd in actie
Een vogel komt elk jaar terug naar dezelfde broedplaats op hetzelfde eiland
Een roodborstje eet een onsmakelijk insect, spuugt het uit en eet er nooit meer een
Een wolf vindt zijn prooi door het geurspoor te volgen
Elke morgen doet een student 's morgens het licht in het laboratorium aan voor dat zij de vissen in het aquarium voert. Na enkele weken merkt de student dat de vissen onmiddellijk wanneer het licht aangaat naar het oppervlakte van het water zwemmen om te gaan eten, onafhankelijk van het feit of er voer op het water drijft of niet.
Dit is een voorbeeld van
Gewenning
Klassieke conditionering
Operante conditionering
Inprenting
Aangeboren gedrag
Chimpansees behouden hun plaats in de rangorde van de groep meestal met dreiggedrag. Heel soms zijn er korte gevechten, maar meestal blijft agressief gedrag beperkt tot rituelen.
Waarom vechten chimpansees niet vaker?
Chimpansees zijn het grootste deel van de dag bezig met paringen, ze hebben geen tijd voor gevechten.
Chimpansees zijn te druk met het zoeken van voedsel om veel te vechten.
Dominante vrouwtjes bewaren de rust in de groep en voorkomen geweldsuitbarstingen.
Chimpansees zijn niet sterk genoeg om zware verwondingen te veroorzaken.
Natuurlijke selectie bevordert gedrag dat verwondingen en energieverspilling voorkomt.
Jaguars deponeren hun uitwerpselen op opvallende plaatsen en cheetahs urineren om
andere groepsleden te waarschuwen voor gevaar.
zich te verdedigen tegen roofdieren.
om partners aan te trekken.
om prooien aan te trekken.
om hun territorium af te bakenen.
Mensen met hyperekplexia verstijven bij schrik enige ogenblikken volkomen. De aandoening is terug te leiden tot de aanwezigheid van een bepaald gen. De Koning-Tijssen ontdekte dat er onder patiënten die gerekend worden tot de groep met hyperekplexia, mensen zijn die het 'verkeerde' gen niet hebben. Bij nader onderzoek bleek dat er onder de patiënten twee typen aandoeningen voorkomen: echte hyperekplexia en 'superschrik'. Mensen met superschrik zijn mensen die wel extreem schrikken, maar niet stijf worden. Als patiënten om de twintig seconden een harde knal te horen krijgen, kunnen ze onderscheiden worden. Patiënten met echte hyperekplexia reageren na drie knallen niet meer, patiënten met superschrik veren ook na twaalf knallen nog even hard overeind.
Welk type leerproces treedt bij echte hyperekplexia wel en bij superschrik niet op?
conditionering
gewenning
inzicht
trial and error
Zanglijsters zijn dol op huisjesslakken. Ze zijn niet sterk genoeg om het slakkenhuis met de snavel open te breken. De lijster pakt met de snavel een slak bij de rand van de opening van het huis en mept daarmee net zo lang op een steen tot het huis breekt. Een bepaalde zanglijster ziet herhaalde malen hoe andere zanglijsters deze aambeeldtechniek uitvoeren, maar neemt de techniek niet over.
Welk leerproces ontbreekt in dit geval bij deze zanglijster?
gewenning
imitatie
inprenting
trial and error
Een onderzoeker wil de ooglidreflex van het linkeroog bij een proefpersoon conditioneren. Zij heeft de beschikking over een blaasbalgje waarmee zij lucht in het oog kan blazen en een zaklantaarntje, waarmee zij lichtflitsen kan geven. Het is de bedoeling dat het linkeroog van de proefpersoon geconditioneerd wordt op de lichtflits.
In welke volgorde moet zij het luchtstootje en de lichtflits aanbieden?
eerst de lichtflits, dan de luchtstoot
eerst de luchtstoot, dan de lichtflits
lichtflits en luchtstoot tegelijkertijd
Twee stekelbaarsjesmannetjes bevinden zich op de grens van hun territorium. Ze vertonen allebei afwisselend aanvals- en vluchtgedrag. Plotseling gaat één van de vissen zandhappen. Dit zandhappen doet het mannetje bij het bouwen van een nest.
Hoe noem je dit gedrag in deze situatie?
verzoeningsgedrag
overspronggedrag
omgericht gedrag
ambivalent gedrag
Twee vlindersoorten die in Nederland verdwenen waren, zijn sinds 30 juli 1990 weer terug: het Pimpernelblauwtje "Maculinea teleius" en het Donker pimpernelblauwtje "Maculinea nausithous". Vlinderliefhebbers lieten op die datum 156 exemplaren los in een natuurgebied, 86 Pimpernelblauwtjes en 70 Donker pimpernelblauwtjes. Sindsdien verschijnen deze blauwtjes elke zomer weer in behoorlijke aantallen, niet verspreid over het gehele natuurgebied, maar alleen op de plek waar ze uitgezet zijn. De moeilijkheid om zich te verspreiden over een groter gebied, zit hem vooral in het tweegangen menu van de rupsen van deze blauwtjes. De vrouwtjes leggen hun eitjes op de bloemen van de Grote pimpernel en de rupsen leven enkele weken van de zaden van deze plant. Daarna willen ze andere kost, te weten mierenlarven. Maar die mierenlarven worden door agressieve werksters uit de mierenkolonie bewaakt. De rupsen hanteren geraffineerde trucs om veilig in die nesten te komen. Ze laten zich op de grond vallen en scheiden geurstoffen af die lijken op de geurstoffen van mierenlarven. Elke blauwtjessoort is daarbij gespecialiseerd in een eigen gastheersoort: de rups van het Pimpernelblauwtje legt zich toe op de Ruwknoopmier, de rups van het Donker pimpernelblauwtje belaagt de Rode steekmier. De rupsen hebben het formaat en het gedrag van een mierenlarf. Op hun rug zit een zoete stof. Daar komen de mieren op af, betasten de rupsen en brengen ze daarna naar hun nest. In het nest zijn de rupsen beschermd tegen kou en vijanden. Bovendien hebben ze daar volop voedsel. De rupsen hebben huidplooien om hun kop, waardoor ze kunnen eten zonder dat de werksters iets in de gaten hebben. De rupsen groeien als kool, verpoppen en de nieuwe vlinders verlaten de volgende zomer vroeg op een ochtend het mierennest, vóór de werksters actief zijn. Het Pimpernelblauwtje nam vanaf 1990 de eerste drie jaar in aantal toe, daarna ging het snel bergafwaarts. In 1996 was de stand zelfs terug bij het uitgangspunt van 1990 om uiteindelijk in 2001 een stabiele omvang te bereiken van driehonderd exemplaren.
Welke van onderstaande uitwendige prikkels kunnen broedzorggedrag opwekken?
De tenreks "Hemicentetes nigriceps" heeft een speciaal orgaan van stekels: als deze stekels over elkaar worden gestreken als een strijkstok over vioolsnaren, produceren ze een ratelend geluid. Hiermee waarschuwt het wijfje van deze soort haar jongen, waarna deze zich oprollen.
Geef de term uit de gedragsbiologie die gebruikt wordt voor een dergelijk alarmgeluid dat leidt tot het oprolgedrag van de jongen.
Een leerling krijgt een preparaat van een aantal cellen. Hij gebruikt een normale schoolmicroscoop om het preparaat te bekijken. Voor het bekijken van het preparaat gebruikt de leerling een objectief waardoor de vergroting 600x wordt. Hij ziet een aantal chromosomen. In de afbeelding hiernaast is de schematische tekening die de leerling hiervan maakt.
Omdat hij denkt dat het beeld niet volledig is, wil hij het preparaat in de richting van de pijl verschuiven. Als hij het preparaat in de richting van de pijl verplaatst, schuift het beeld juist de andere kant op. Daarna schuift de leerling net zo lang het preparaat allerlei kanten op tot hij de chromosomen in het midden van het beeld ziet.
Met welk leerproces is deze leerling bezig?
gewenning
imitatie
inprenting
inzicht
trial and error
operant conditioneren
Bij de Nachtzwaluw verlopen de balts en het broedgedrag als volgt. Het mannetje glipt geruisloos tussen de bomen door. Soms gaat hij op een tak zitten "err-en": hij maakt een lang trillend geluid, dat klinkt als "errr-or err-or err". Soms antwoordt het wijfje en vliegt op. Hij volgt haar dan onmiddellijk, vliegt recht omhoog en maakt een aantal prachtige buitelingen, waarbij hij vaak zijn vleugels boven zijn rug tegen elkaar kletst. Vaak hoor je een kreet als "schroei". De achtervolging eindigt als ze een geschikte nestelplaats ergens op de grond gevonden hebben. Ze strijken samen neer, het vrouwtje neemt een gebogen houding aan en de vogels gaan over tot de paring. Ze bouwen geen nest, maar maken een eenvoudig kuiltje op de kale grond, waarbij het vrouwtje hinderlijke grashalmen verwijdert. Vanaf half mei legt het vrouwtje twee eieren in het kuiltje. Bij het broeden draait het vrouwtje de dagdiensten alleen, pas bij het invallen van de duisternis komt manlief haar voor een korte periode aflossen. Als een mens of dier het legsel heeft aangeraakt of verschoven, rolt de nachtzwaluw de eieren naar een ander plekje, enkele meters van het oorspronkelijke. Als ze worden verrast bij het nest, doen de vogels alsof ze vleugellam zijn en lopen ze langzaam bij het nest weg.
Ook volwassen nachtzwaluwen die hun ouders nooit gezien hebben, lopen vleugellam weg als ze op het nest verrast worden. Hoe komt dit type gedrag tot stand?
doordat het erfelijk is vastgelegd
doordat er gewenning is opgetreden
als gevolg van inprenting
doordat er inzicht is opgetreden
door het proefondervindelijk te leren
Bij chimpansees komt regelmatig kindermoord voor. Een man doodt dan een of meer jongen in de groep. De wetenschapper Sarah Blaffer Hrdy uitte de veronderstelling dat de evolutionaire achtergrond van dit gedrag is dat een man de jongen die niet van hem zijn, uitschakelt. Zijn genen hebben dan meer kans zich in de populatie te handhaven.
Hoe noemt men deze veronderstelling van Sarah Blaffer Hrdy?
conclusie
hypothese
resultaat
waarneming
Een leerling heeft toestemming om de zwerfkattenpopulatie in een bepaalde wijk (een gebied van ca. 300 bij 1800 meter) te onderzoeken. Hij plaatst op vier willekeurige plaatsen in de wijk vangkooien met lokaas. Hij plaatst de kooien op een zondag van 9 tot 21 uur. Om het uur controleert hij de kooien. In totaal vangt hij 18 verschillende katten. Hij merkt de gevangen katten en laat iedere kat die dag na 21 uur weer los. De volgende zondag herhaalt hij deze opzet. Dan vangt hij 16 verschillende katten waarvan er twee gemerkt zijn. Op grond van deze gegevens maakt hij een voorlopige schatting van het aantal katten in deze wijk uitgaande van de volgende aannames: - de eerste 18 katten die hij ving, hebben zich weer homogeen in de populatie verdeeld - het vangen en merken heeft geen invloed op het terugvangen
Deze leerling leest vervolgens dat je bij het vaststellen van de populatiegrootte rekening moet houden met de invloed die de werkwijze heeft op het gedrag van de dieren. Hij vraagt zich af of zijn aannames wel juist waren. Misschien had de eerste vangst toch invloed op de aantallen die hij bij de tweede vangst heeft gevonden. Hij legt zijn vraag voor aan zijn docente die de volgende veronderstelling formuleert: Een kat die al eens eerder gevangen is, zal moeilijker te vangen zijn dan een kat die niet eerder gevangen is.
Als deze veronderstelling juist is, op welk type leerproces is dit deel van het gedrag van katten dan gebaseerd?
conditionering
gewenning
inprenting
imitatie
inzicht
In het diepste geheim werden twee weken geleden zenders geplakt op tien gewone zeehonden "Phoca vitulina". De wilde dieren werden gevangen onder het Waddeneilandje Rottumerplaat, ze kregen een satellietzender in hun nek en werden weer losgelaten in de Waddenzee. Marien biologe drs. Sophie Braseur: "De minicomputer meet om de tien seconden hoe diep de zeehond zwemt, op welke tijd hij een duik neemt en hoe lang de zeehond op een bepaalde diepte blijft. Iedere zes uur worden de gegevens weggeschreven. Per zes uur krijg ik een gegevenspakketje". De verwachting is dat deze zeehonden in het gebied zullen blijven en goed zijn te volgen.
Op welk van deze gedragssystemen heeft de informatie die Sophie Braseur zegt te ontvangen, vooral betrekking?