Op de grens van Noord-Brabant en Limburg ligt een groot natuurgebied: de Groote Peel. Dit gebied wordt gekenmerkt door uitgestrekte hoogveenterreinen, plassen, heidevelden, vlakten met pijpenstrootje leen grassoort) en zandruggen.
De plassen zijn ontstaan door turfwinning. In de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw zijn rond deze plassen bomen geplant. Hierdoor is een zeer gevarieerd landschap ontstaan. Men spreekt van hoogveen als veenmosplanten (zie bron 1) geen contact meer hebben met het grondwater en dus voor hun water- en zoutenvoorziening volledig afhankelijk zijn van het regenwater. Hoogveen werkt als een spons. Het regenwater wordt er vastgehouden en de bodem wordt volledig verzadigd met water. Veenmos geeft waterstofionen af, waardoor het vastgehouden water zuur wordt. Door de grote verzuring en de geringe hoeveelheid lucht in de bodem gaan andere planten, zelfs bomen, dood en worden vervolgens overwoekerd door het veenmos. De dode resten van deze bomen, kienhout genaamd, bevinden zich in hoogveen en kunnen soms wel enige duizenden jaren oud zijn.
De Groote Peel is bijzonder rijk aan diersoorten. Zo leven er veel soorten vogels, reptielen, vlinders en libellen. Het water is daarentegen soortenarm: als enige vissoort komt het Amerikaanse hondsvisje voor.
Men spreekt bij de Groote Peel van een 'voedselarm' gebied.
Welke stof is of welke stoffen zijn in dit voedselarme gebied weinig aanwezig?