Het allel voor een bepaalde vorm van kleurenblindheid bij de mens is X-chromosomaal en recessief. Hierover worden de volgende beweringen gedaan. 1 Als een vrouw kleurenblind is, is haar vader kleurenblind en haar moeder òf eveneens kleurenblind òf heterozygoot. 2 De kans dat een dochter uit een huwelijk tussen een heterozygote vrouw en een kleurenblinde man kleurenblind is, is 50%.
Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
De beweringen 1 en 2 zijn beide juist.
Alleen bewering 1 is juist.
Alleen bewering 2 is juist.
De beweringen 1 en 2 zijn geen van beide juist.
In een bepaalde populatie dieren hebben alle individuen het genotype rr voor een bepaalde eigenschap. Als gevolg van een erfelijke verandering tijdens de vorming van een zaadcel ontstaat een individu Z met genotype Rr. Bij deze diersoort komt geen zelfbevruchting voor. Individu Z krijgt een groot aantal nakomelingen in de eerste en volgende generaties. Individuen met genotype Rr of RR hebben tweemaal zoveel kans de leeftijd te bereiken waarop ze tot voortplanting kunnen komen als individuen met genotype rr. Hoe wordt het proces van erfelijke verandering genoemd waardoor het genotype Rr van individu Z kon ontstaan?
modificatie
mutatie
selectie
In een bepaalde populatie dieren hebben alle individuen het genotype rr voor een bepaalde eigenschap. Als gevolg van een erfelijke verandering tijdens de vorming van een zaadcel ontstaat een individu Z met genotype Rr. Bij deze diersoort komt geen zelfbevruchting voor. Individu Z krijgt een groot aantal nakomelingen in de eerste en volgende generaties. Individuen met genotype Rr of RR hebben tweemaal zoveel kans de leeftijd te bereiken waarop ze tot voortplanting kunnen komen als individuen met genotype rr.
Welk deel van de eerste generatie nakomelingen van individu Z heeft een vergrote kans op voortplanting?
1/4
1/2
3/4
0
Na een aantal generaties is het percentage individuen met een allel R sterk toegenomen. Hoe wordt het proces genoemd waardoor deze toename mogelijk is?
modificatie
mutatie
selectie
Bij de huiskat is er een X-chromosomaal allelenpaar voor de vachtkleur: een allel voor een rode vacht en een allel voor een zwarte vacht. Heterozygote katten hebben een intermediair fenotype: ze zijn rood-zwart. Ook in een ander chromosomenpaar komt een allelenpaar voor dat van invloed is op de vacht. Allel G geeft een (wit-)gevlekte vacht en allel g geeft een effen (niet-witte) vachtkleur. G is dominant over g. Een dier dat rood-zwart èn wit-gevlekt is, wordt een "lapjeskat" genoemd. Iemand wil lapjeskatten fokken. Hij heeft de beschikking over de volgende kattenparen:
1 een rode wit-gevlekte poes en een zwarte effen kater, 2 een zwarte effen poes en een rode wit-gevlekte kater, 3 een zwarte wit-gevlekte poes en een rode effen kater.
Bij welk van deze kattenparen zijn de vrouwtjes die worden geboren zeker lapjeskatten?
bij geen van deze paren
bij paar 1
bij paar 2
bij paar 3
De bron geeft een stamboom weer van een familie waarin een bepaalde aandoening voorkomt. Deze aandoening wordt veroorzaakt door één gen. Wordt deze aandoening veroorzaakt door een dominant of door een recessief allel? Kan dit allel X-chromosomaal zijn of kan dat niet?
Het allel is dominant en kan X-chromosomaal zijn.
Het allel is dominant en kan niet X-chromosomaal zijn.
Het allel is recessief en kan X-chromosomaal zijn.
Het allel is recessief en kan niet X-chromosomaal zijn.
Bij katten wordt de vachtkleur onder andere bepaald door een X-chromosomaal allelenpaar met een allel voor rode vacht en een allel voor zwarte vacht. Poezen kunnen een rode vacht hebben, een schildpadvacht of een zwarte vacht. Schildpadvacht is het intermediaire fenotype. Een poes met een schildpadvacht paart met een rode kater. Hoe groot is de kans dat de eerste poes die geboren wordt, een schildpadvacht heeft?
0%
12,5%
25%
50%
Een bijenvolk bestaat uit darren (mannelijke bijen), werksters (vrouwelijke bijen) en een koningin. In bron 1 zijn deze drie typen bijen weergegeven. Darren ontstaan uit onbevruchte eicellen. Werksters en koninginnen ontstaan uit bevruchte eicellen. Een larve, ontstaan uit een bevruchte eicel, ontwikkelt zich afhankelijk van de hoeveelheid en de samenstelling van het toegediende voedsel tot een werkster of tot een koningin. Naar aanleiding van deze gegevens worden de volgende beweringen gedaan. 1 Bij het ontstaan van het verschil in fenotype tussen een dar en een koningin spelen verschillen in genotype een belangrijke rol. 2 Bij het ontstaan van het verschil in fenotype tussen een werkster en een koningin spelen milieufactoren een belangrijke rol.
Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
Alleen bewering 1 is juist.
Alleen bewering 2 is juist.
De beweringen 1 en 2 zijn beide juist.
Bij een bepaalde plantensoort wordt de overerving van drie eigenschappen bestudeerd. De genen voor deze eigenschappen liggen in verschillende chromosomenparen. Het genotype van een bepaalde plant van deze soort is PpqqRr. Deze plant vormt met betrekking tot deze eigenschappen gameten met verschillende genotypen. Hoeveel verschillende genotypen met betrekking tot deze eigenschappen kunnen voorkomen bij de gameten die deze plant vormt?
4
6
8
9
Bij de mens is het aantal chromosomen per cel 46 (2n). Maximaal hoeveel chromosomen in een lichaamscel van een meisje kunnen theoretisch kopieën zijn van de chromosomen van haar grootvader van vaderszijde?
12
22
23
46
In de stamboom is van een aantal leden van een familie weergegeven of zij korte of normale vingers hebben. Mensen die de erfelijk bepaalde afwijking 'korte vingers' hebben, missen een kootje in één of meer vingers. Margriet en Kees verwachten hun derde kind.
Hoe groot is de kans dat dit kind normale vingers heeft?
0
1/4
1/2
2/3
Aan een pijlkruidplant kunnen drie verschillende bladtypen voorkomen: onder water lintvormig, drijvend op het wateroppervlak ovaal en boven water pijlvormig (zie afbeelding).
Wordt de ontwikkeling van een blad bij het pijlkruid uitsluitend door erfelijke factoren bepaald, uitsluitend door milieufactoren of door beide typen factoren?
uitsluitend door erfelijke factoren
uitsluitend door milieufactoren
zowel door erfelijke factoren als door milieufactoren
Een recessief allel wordt letaal genoemd als een individu dat dit recessieve allel bezit en niet het dominante, normale allel, voor of bij de geboorte sterft. Een bepaald recessief allel bij fruitvliegjes is letaal en bovendien X-chromosomaal. Kunnen er volwassen fruitvliegjes voorkomen die dit letale allel bezitten? Zo ja, welk geslacht hebben deze fruitvliegjes?
Nee, er kunnen in het geheel geen volwassen fruitvliegjes voorkomen die het letale allel bezitten.
Ja, alleen volwassen mannetjes kunnen het letale allel bezitten.
Ja, alleen volwassen vrouwtjes kunnen het letale allel bezitten.
Ja, zowel volwassen mannetjes als volwassen vrouwtjes kunnen het letale allel bezitten.
Bij mensen komt een afwijking voor waarbij pigmenten in bepaalde weefsels ontbreken. Mensen met een dergelijke afwijking worden albino's genoemd. Een albino man trouwt met een niet-albino vrouw. Hun eerste dochter is een albino. Iemand concludeert hieruit dat het allel voor albinisme dominant en niet X-chromosomaal is. Is het gegeven dat deze dochter albino is voldoende bewijs voor deze conclusie?
Ja, op grond hiervan kan het allel alleen maar dominant en niet X-chromosomaal zijn.
Nee, op grond hiervan kan het allel zowel dominant als recessief zijn; het is wel met zekerheid X-chromosomaal.
Nee, op grond hiervan kan het allel zowel dominant als recessief zijn; het is niet te zeggen of het X-chromosomaal is.
Nee, op grond hiervan is niet te zeggen of het allel X-chromosomaal is; het is wel met zekerheid recessief.
Bij maïsplanten komt een dominant allel R voor dat de vorming van zetmeel in rijpende stuifmeelkorrels bepaalt. Wanneer het allel R in de stuifmeelkorrels ontbreekt, bevatten deze geen zetmeel. Stuifmeel van een maïsplant met genotype Rr wordt onderzocht op de aanwezigheid van zetmeel. Hoeveel procent van de rijpe stuifmeelkorrels van deze maïsplant bevat zetmeel?
25%
50%
75%
100%
Bij fruitvliegjes is het allel voor rode oogkleur dominant over dat voor witte oogkleur. Deze allelen zijn X-chromosomaal. Een vrouwtje met rode ogen wordt gekruist met een mannetje met witte ogen (P-generatie). De roodogige dieren van de F1 paren onderling. Hieruit ontstaat een F2. Er wordt van uitgegaan dat er geen mutaties plaatsvinden. Komen in deze F2 witogige mannetjes voor? En witogige vrouwtjes?
nee
ja, alleen witogige mannetjes
ja, alleen witogige vrouwtjes
ja, zowel witogige mannetjes als witogige vrouwtjes
Bij radijsjes worden zowel de vorm als de kleur erfelijk bepaald. De kleur kan rood, paars of wit zijn. De vorm kan lang, ovaal of rond zijn. Het fenotype paars/ovaal is een intermediair fenotype. Een kweker voert de volgende kruisingen uit:
kruising 1: planten met rode, ronde radijs x planten met witte, ovale radijs, kruising 2: planten met rode, lange radijs x planten met witte, ronde radijs, kruising 3: planten met paarse, ronde radijs x planten met paarse, lange radijs, kruising 4: planten met paarse, ovale radijs x planten met paarse, ovale radijs. Uit elke kruising ontstaan evenveel nakomelingen.
Bij welke van deze kruisingen ontstaan de meeste nakomelingen met paarse, ovale radijsjes?
bij kruising 1
bij kruising 2
bij kruising 3
bij kruising 4
Bij een plantensoort is het allel E voor pigmentvorming dominant over het allel e voor het ontbreken van pigment. In een ander chromosomenpaar liggen het dominante allel F voor paars pigment en het recessieve allel f voor rood pigment. Een onderzoeker wil het genotype van een paarse plant bepalen. Hij kruist daartoe deze paarse plant met een andere plant. Welk genotype moet deze andere plant hebben om met zekerheid iets te kunnen zeggen over het genotype van de paarse plant met betrekking tot het wel of niet vormen van pigment en met betrekking tot de kleur?
EEff
EEFf
eeFF
eeff
Van een geraniumplant worden vier stekken gesneden, die vervolgens verder worden gekweekt. Na verloop van tijd blijken twee stekken veel donkerder van kleur te zijn dan de andere twee. Ter verklaring van dit verschil worden de volgende beweringen gedaan.
1 De stekken zijn in verschillende milieus opgekweekt. 2 Het allel voor donkere kleur is recessief, de ouderplant is heterozygoot voor dit kenmerk. 3 Het allel voor donkere kleur is dominant, de ouderplant is heterozygoot voor dit kenmerk.
Welke van deze beweringen kan of welke kunnen juist zijn als verklaring voor dit verschil?
alleen bewering 1
alleen bewering 2
alleen bewering 3
de beweringen 1 en 2
de beweringen 1 en 3
de beweringen 2 en 3
In een bepaalde familie komt een erfelijke afwijking voor die wordt veroorzaakt door een X-chromosomaal gen. Een vrouw uit deze familie heeft dit gen, maar vertoont de afwijking niet. Ook haar man vertoont de afwijking niet. De vrouw is in verwachting. Het embryo wordt vóór de geboorte onderzocht. Het blijkt een jongen te zijn. Hoe groot is de kans dat deze jongen na de geboorte de bedoelde afwijking vertoont als wordt aangenomen dat geen mutaties zijn opgetreden?
0
1/4
1/2
3/4
Veel mensen worden in een bepaalde fase van hun leven dikker. Sommigen komen dan veel aan, anderen maar weinig. Is het, rekening houdend met het onderzoek, waarschijnlijk dat dit verschil in gewichtstoename bij verschillende mensen alleen wordt veroorzaakt door milieufactoren, alleen door het genotype of door beide?
alleen door milieufactoren
alleen door het genotype
door beide
Bij het Engelse Shorthorn-vee komen rode, vaalrode en witte runderen voor. Een veehouder die deze runderen fokt, insemineert vele vaalrode koeien met sperma van één vaalrode stier. Onder de nakomelingen bevinden zich vaalrode, witte en rode kalveren, en wel in de verhouding 2 : 1 : 1.
Door welke van de volgende aannamen kan deze verhouding worden verklaard?
Het allel voor rood is dominant over dat voor wit.
Er is geen sprake van dominantie, maar van een intermediair fenotype.
Er zijn drie allelen: één voor vaalrood, één voor wit en één voor rood.
In de zeldzame gevallen dat een koe drachtig is van een tweeling, kan het gebeuren dat de vruchtvliezen van beide embryo's door elkaar gaan groeien en dat de bloedvaten van de embryo's met elkaar in verbinding treden, zoals in de bron is weergegeven.
Als de tweeling van ongelijk geslacht is, ontvangt het vrouwelijke embryo via het bloed mannelijk geslachtshormoon dat door het mannelijke embryo wordt gevormd. Daardoor ontwikkelen de geslachtsorganen van het vrouwelijke embryo zich niet volledig, met onvruchtbaarheid als gevolg. Een dergelijke koe met aangeboren onvruchtbaarheid wordt een kween genoemd. Bij runderen vindt de geslachtsbepaling op overeenkomstige wijze plaats als bij de mens. Bij de mens treedt bij een tweeling zo'n verbinding tussen de bloedvaten niet op.
Welke geslachtschromosomen komen voor in de diploïde cellen van een kween?
alleen X-chromosomen
alleen Y-chromosomen
zowel X- als Y-chromosomen
Over planten die zijn verkregen uit stuifmeelkorrels die met colchicine zijn behandeld, worden vier beweringen gedaan. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat er geen mutaties optreden. 1 Al deze planten zijn heterozygoot voor alle eigenschappen. 2 Al deze planten zijn homozygoot voor alle eigenschappen. 3 Er zijn zowel planten bij die voor alle eigenschappen homozygoot zijn als planten die voor alle eigenschappen heterozygoot zijn. 4 Al deze planten zijn voor sommige eigenschappen heterozygoot en voor andere eigenschappen homozygoot.
Welke bewering is juist?
1
alleen Y-chromosomen
zowel X- als Y-chromosomen
De maïsboorder is een insectensoort die maïsplanten aantast. De rupsen van deze insectensoort nestelen zich in de stengels van een maïsplant. Al geruime tijd worden in de biologische landbouw rupsen selectief bestreden met het zogeheten bt-eiwit. Dit bt-eiwit wordt door de rupsen afgebroken. Daarbij ontstaat een stof die de darmwand beschadigt, waardoor de rupsen verhongeren.
Een bedrijf in Amerika heeft genetisch gemodificeerde maïs ontwikkeld die een gen bevat dat codeert voor het bt-eiwit. Dit gen gedraagt zich in een plant als een natuurlijk gen. Twee leerlingen, Kim en Sofie, hebben een meningsverschil over de eigenschappen van de planten die uit de maiskorrels van homozygote genetisch gemodificeerde maisplanten groeien. Kim beweert: "Alle cellen van deze planten hebben het bt-gen, maar dit betekent niet dat ze ook allemaal het bt-eiwit maken". Sofie beweert: "Alleen de cellen van de stengel hebben het bt-gen en maken het bt-eiwit".
Van wie is de bewering juist?
van Kim
van Sofie
In Engeland is onderzoek verricht bij tachtig vrouwen met het syndroom van Turner. Turner-vrouwen hebben maar één X-chromosoom per cel; dit komt voor bij 1:10.000 pasgeboren meisjes. Turner-vrouwen zijn onvruchtbaar doordat de eierstokken onderontwikkeld zijn. Een afwijking in het aantal geslachtschromosomen is bijna altijd het gevolg van een fout tijdens een meiotische deling: het erfelijke materiaal wordt niet goed verdeeld. Bij het syndroom van Turner kan deze fout bij de vorming van spermacellen of bij de vorming van eicellen zijn opgetreden. Een ouderpaar heeft een dochter met het syndroom van Turner. Dit heeft geen invloed op de kans dat een volgend kind het syndroom van Turner wel of niet heeft. Hoe groot is dan de kans dat het tweede kind van dat echtpaar een meisje is met het syndroom van Turner?
1 : 1000000000000
1 : 100000000
1 : 20000
1 : 10000
Bij hoenders komen vier soorten kammen voor. De overerving van de kamvorm berust op twee genenparen, het paar P en p en het paar R en r, die onafhankelijk van elkaar overerven.
In onderstaand overzicht zijn de fenotypen gegeven met de bijbehorende genotypen. {I}fenotype: normale kam; genotype:pprr fenotype: walnootkam; genotype: PPRR, PPRr, PpRR, PpRr fenotype: rozenkam; genotype: ppRR, ppRr fenotype: erwtenkam; genotype: PPrr, Pprr{i}
Bij welke combinatie van genotypen van de ouders kunnen alle vier de kamvormen bij de nakomelingen voorkomen?
PPRr x pprr
Pprr x ppRr
Pprr x PPRr
Pprr x pprr
ppRR x PpRr
ppRr x pprr
M. de Koning-Tijssen promoveerde op hyperekplexia. Deze aandoening berust op een niet X-chromosomaal dominant gen (P). Iemand met deze aandoening verstijft bij schrik enige ogenblikken volkomen. De spieren van armen en/of benen blijven bij schrik te lang gespannen. Een man met hyperekplexia en een vrouw zonder die aandoening krijgen een gezond kind.
Wat is het genotype van de moeder? En wat is het genotype van de vader?
moeder = pp / vader = pp
moeder = pp / vader = Pp
moeder = Pp / vader = pp
moeder = Pp / vader = Pp
moeder = PP / vader = pp
moeder = pp / vader = PP
Als er een kind geboren wordt, is er altijd wel iemand die uitroept dat de baby sprekend op een familielid lijkt. Dat is niet zo verwonderlijk, want familieleden hebben altijd voor een groot deel dezelfde chromosomen.
Hoe groot is de kans dat een kleinzoon het Y-chromosoom van de grootvader van moeders kant heeft gekregen?
0
¼
½
1
Een bepaald type doofheid bij mensen is erfelijk. In de bron is een stamboom getekend van een familie waarin dit type doofheid voorkomt.
Hoe erft dit type doofheid over?
dominant, niet X-chromosomaal
recessief, niet X-chromosomaal
dominant, X-chromosomaal
recessief, X-chromosomaal
Onderkaakprognathie is een zeldzame erfelijke afwijking waarbij de tanden van de onderkaak voor de tanden van de bovenkaak uitsteken (een negatieve overbeet). Een bekend lijder aan onderkaakprognathie was keizer Karel V (1500-1558). Verscheidene leden van zijn familie vertonen eveneens dit kenmerk, dat dan ook wel wordt aangeduid als de Habsburgse onderkaak. In bron 1 is een deel van de stamboom van het Habsburgse vorstenhuis weergegeven. Uit schilderijen heeft men van een aantal van hen kunnen afleiden dat zij onderkaakprognathie hadden. Zij zijn met zwart aangegeven. De met wit aangegeven personen hadden geen onderkaakprognathie.
Hoe erft onderkaakprognathie naar alle waarschijnlijkheid over? Is het gen voor onderkaakprognathie dominant of recessief? Is dit gen X-chromosomaal of niet?